1. Zoals er in de Nederlandse literatuur sprake is van de Grote Drie, zo is dat ook het geval in de Nederlandse wielrennerij. Zoetemelk, Raas, Knetemann. Alle drie wonnen ze tien Touretappes, alle drie werden ze wereldkampioen. Puristen willen nog wel eens een boom opzetten dat Kuiper ook in dat rijtje hoort, maar dat gaat niet. De Grote Drie zijn nou eenmaal niet met zijn vieren. Hella S. Haasse kon er over mee praten.

Joop Zoetemelk2. Maar uiteindelijk is er natuurlijk, om met Mulisch te spreken, slechts sprake van de Grote Eén. Zoetemelk. Het zijn geen woorden die hij zelf zou kiezen. Leg hem deze stelling voor en hij zal erop antwoorden ‘pffff….’. Maar het bewijs is hier. Door zijn eigen vakbroeders negen keer verkozen tot renner van het jaar.

3. Dat Joop het tot de grote kampioen schopte die hij was, mag voor een leek opmerkelijk heten. Hij was niet de beste klimmer (dat was van Impe). Hij was niet de beste allrounder (dat waren Merckx en Hinault) en hij was zeker niet de beste sprinter (er gaan geruchten dat Zoetmelk de enige renner is die ooit in een sprint à deux is geklopt door een echt strijkijzer).

4. Zijn demarrage was er één van een oud wijf op een bakfiets. Dat zegt overigens niets over de effectiviteit, zoals je hier kunt zien in de Amstel Gold Race van 1987 of, nog beter, op het WK in 1985. De mooiste oudewijvendemarrage uit de geschiedenis van het wielrennen. Ook het commentaar van de niet begrijpende Yanks mag je inlijsten: ‘Joep Zotemelk has stolen this race?!’

5. Joop kon tijdrijden als geen ander. De koers à travers Lausanne (dwars door Lausanne) was één van zijn lievelingskoersen. Het bestond uit twee korte tijdritten en Zoetmelk won daar tot gekmakens toe.

6. Wie Zoetemelks palmares beschouwt zal overigens zien dat hij in een paar koersen altijd goed was. Behalve in ‘à travers Lausanne’ bijvoorbeeld ook in de Escalade van Montjuich. En er was nog een koersje waar hij er altijd stond. Dat rondje door Frankrijk.

7.Over zijn prestaties in de Tour kun je op dit blog al veel lezen. Over dat hij (bijna) won, dat hij viel, dat hij gepakt werd. Maar Joop en de Tour is bovenal een periode van zestien jaar waarin hij een vaste waarde was van onze zomers. In de verzengende hitte op het land, of in een lekkende tent, altijd was er Radio Tour op een transistor met de eeuwige vraag: ‘Waar is Joop?’

8. De grootsheid van de coureur en de innemendheid van de mens vallen samen in de emoties van de reporters die zijn prestaties beschreven. Hun overslaande stemmen hebben zich in ons collectieve geheugen genesteld. Zonder aarzelen kunnen we in detail de scène beschrijven die hoort bij de uitroep ‘Oh God! Wat een drama misschien!’ en raken we ontroerd als we denken aan het moment dat hoort bij het met onvaste stem staccato uitgesproken slotakkoord ‘Acht-En-Dertig Jaar En Hij! Heeft! ‘Em!’

André Schaminée