Thibaut Pinot voegde gister nog maar eens een mythische beklimming toe aan zijn erelijst. Na de Lagos de Covadonga en Alpe d’Huez won hij op de Col du Tourmalet. En als Thibaut Pinot wint, ben ik altijd blij. Het is moeilijk om te zeggen waarom dat precies is. Misschien omdat Pinot in het ‘huidige wielrennen’ zo’n bijzonder type is. Om hem nou een enigma te noemen, gaat misschien wat ver, maar wie is Pinot eigenlijk? En waarom gun ik hem die overwinning zo?

Thibaut Pinot is niet zoals de andere klassementsrenners. Een echte klassementsrenner moet een koning zijn van de regelmaat, zowel in prestaties als in karakter. De klassementsrenner kent geen pieken en geen dalen. Elke dag moet met dezelfde gerobotiseerde precisie worden benaderd en vervolgens afgewerkt. Op de fiets gaat alle emotie van de klassementsrenner schuil achter een zorgvuldig opgetrokken pokerface.

Hoe anders is dat bij Pinot? Die kan de ene dag besluiten in een relatief oninteressante etappe achter Alaphilippe aan te springen en tijd te winnen om de volgende dag achterin het peloton in slaap te vallen en tijd te verliezen als er waaiers worden getrokken. Over een pokerface beschikt Pinot al helemaal niet. Als hij goed is, zie je dat al vanuit een helikoptershot. Dan zie je ‘m omkijken. Staan, zitten, staan, snel een slokje uit zijn bidon, weer omkijken. “Die is goed!” heb je nog niet gedacht, of hij valt aan.

En als Pinot slecht is, dan is hij ook echt slecht. Dan verliest hij met het podium van de Giro in zicht ineens 45 minuten in de laatste etappe. Dan ontwikkelt hij plotseling daalangst, waardoor hij twee jaar van zijn carrière geen klassement kan rijden. Dan zie je zijn schouders hangen en een depressieve grimas op zijn gezicht en dan weet je: die is slecht. En dan lost hij ook. Zo is Thibaut Pinot.

Thibaut Pinot is als een Griekse god. In al zijn menselijk falen bijna tastbaar, het lijden in zijn gezicht gegraveerd. Een dag later beschikt hij dan weer over een bovenmenselijke kracht en demarreert hij, in die kenmerkende duwende stijl, ongenadig hard weg bij de gewone stervelingen in het peloton. Zo is hij een open boek en een enigma tegelijkertijd.  Zulke renners moet je koesteren. Ook als ze verliezen, want dat maakt overwinningen als die van gisteren juist zo mooi.

Maarten Meijsen