steaksandwichEten, aangepast voedsel, vitamines, supplementen, potten met dozen pillen, leeftocht, enfin, de hele reutemeteut: als aficionado van het wielrennen kent u het ondertussen wel, u hoort over niks anders. Het is immers koers. Het is echter bij heel wat coureurs ook een passie geworden daarover oeverloos te emmeren en er alles over te lezen, het liefst op internet want een boek ligt bij een coureur meestal slecht in de hand (er zijn uitzonderingen). Er zijn de laatste jaren via de treurbuis en allerlei Bourgondische kookprogramma’s veel dubieuze hobbykoks bij gekomen, en dat zullen we geweten hebben. Coureurs echter hebben, in tegenstelling tot de ‘amatores’ en de ‘dilettanti’ van het culinaire gebeuren, steevast een dubbelzinnige relatie tot eten. En dat gaat ver: soms is dame anorexia immers niet ver uit de buurt, soms denken de jongens dat het eten van winegums gelijkstaat met de voedzame waarde van de drankjes van Asterix en Obelix. Eten!

Maar lees ik in het boek van Tyler Hamilton en Daniel Coyle De Wielermaffia (2012) niet dat Hincapie zich begin jaren negentig haast alleen volvrat met pizza’s, en concludeerde ik zelf in de loop der coureurstijden niet dat heel wat wielrenners, vanaf de oertijd van deze dodelijke sport toen ze nog met een biefstuk onder hun kont reden i.p.v. die op te vreten, tot eind jaren negentig, geen flauw benul hadden van goede voeding, en toch hard pleurden?

Van die voedselobsessie was in de jaren van ‘George de gangmaker Hincapie’ nog lang geen sprake, en toch fietsten die jongens megahard. En ik begon dus te denken…. Hoe kan het zo zijn dat wielrenners in de antediluviaanse era van die oersport, maar ook nog héél lang daarna, wél een dozijn geklutste eierdooiers in hun bus rommelden, nu en dan een goede biefstuk vraten (oké: zonder hormonen, I suppose) en wat champagne in hun geteisterde lijven kieperden, en toch knalhard sjeesden?! Ze wisten daarbij nog een gezegende leeftijd te bereiken. Iemand zou die verhoudingen eens moeten navlooien. Ze rosten in verhouding even hard als nu, met zwaardere karretjes (zeg maar: kar), op oneindig gore wegen met bermbomputten, op een soort permanent Parijs-Roubaix-circuit, met fluttige versnellingsapparaten, met allerlei in de weg staand gedierte op hun pad/paadje (Erik Zabel met paard: dat is pas een farce als je het vergelijkt met die apocalyptische dagen), met boeren gewapend met rieken op hun pad, met tegenstrevers voor wie het epitheton ornans ‘snood’ een understatement is en met ploegdirecteurs die het eerste woord over human resources nog moesten leren. En toch reden die magnificent men on their ‘flying’ bikes in verhouding even hard en werden ze  – weer in verhouding  – even oud. Hoe kan dat?!

Met prehistorisch voedsel, weinig slapen vaak (want zoals Jezus en zijn pa en ma moest men vaak zelf een herberg zoeken), ineengelaste frames, aftandse trainingsmethodes en tegenwerking t’ allenkant! Het is één van de grote raadsels, niet alleen van het wielrennen, maar van de kosmos. Misschien waren die coureurs d’antan gewoon modern, en zijn ze nu postmodern, met alle flauwekul van dien. Is dat misschien de crux van het verhaal?

Bart Wellens die gewoon elke dag zijn duifje eet? Maar die rijdt niet meer zo outstanding. Het enigma blijft.

Wim van Rooy
Laatste berichten van Wim van Rooy (alles zien)