R. reed harder dan de rest. Veel harder. En natuurlijk werd daar over gesproken. R. zou een uitkering trekken en verder leven als een prof. R. had in het verleden uit de verkeerde pot gesnoept. R. reed onder zijn niveau. En ondertussen ging R. door met winnen. Soms meerdere keren in een week. R. was onvermoeibaar.
Nu mag een renner heel veel dingen zijn, maar onvermoeibaar en heel veel sterker dan de rest beter maar van niet.

Het viel mij op dat er maar zelden met R. werd gepraat, maar altijd over R. En om eerlijk te zijn: ik deed daar volop aan mee. Vooral ook omdat het meerwaarde gaf aan mijn eigen, nogal belabberde, prestaties. Ik moest mij meten met een als een professional levende pakhaas. Geen wonder dat ik geen platte prijs reed. Het was al een prestatie dat ik überhaupt tussen de wielen kon blijven.

De maanden verstreken en R. bleef vlammen. Anderen kenden een vormdip, gingen op vakantie, maar R. fietste door. Als een machine. Het gepraat leek wat af te nemen, alsof het nieuwtje er alweer een beetje af was. Totdat R. zomaar opeens achteruit begon te rijden.
Nu mag een renner heel veel dingen doen, maar zomaar opeens achteruit gaan rijden is vragen om insinuaties.
En die kwamen er natuurlijk.
‘Zie je wel, zo’n gozer heeft zijn lijf opgerookt’. En lachend: ‘Zijn de pillen op!’

Het was in de Ronde van Ossendrecht, waar wij een criterium mochten rijden op het parcours waarop zojuist een etappe van Olympia”s Tour gefinisht was. Ik zwoegde op mijn vertrouwde plek in de staart van het peloton. R. reed vlak voor mij, wat minder vertrouwd was. Hij zweette als een otter en reed een tand of 2 te zwaar. Eigenlijk was het maar een zielige vertoning. Zomaar opeens hield hij zijn benen stil. Hij viel als een steen uit het peloton. Even voelde ik iets van medelijden, maar al snel dacht ik aan de verhalen in de kleedkamer en flitsten er kreten als net goed en je verdiende loon door mijn hoofd. In de kleedkamer ging het vooral over R. en ik vertelde wel 3 keer hoe slecht hij er uitzag en iedereen knikte instemmend en er werden grappen gemaakt over de pot die online casino leeg was en de uitkering die lager geworden was zodat er geen geld voor brandstof over was.

Een paar weken later was er koers in Zwijndrecht. Vlak voor de start had de speaker een mededeling. R. zou niet meer terugkeren tussen de wielen. Hij was getroffen door een tia.
Nu mag je als wielrenner door veel zaken worden getroffen, maar getroffen worden door dit soort ziektes is, vooral met een slecht imago, vragen om problemen.
Het werd een mooi gespreksonderwerp. R. werd besproken alsof hij er niet meer was. Logisch ook, vonden de meesten, zoveel koersen, zoveel troep, dat is vragen om problemen. Over de koers ging het niet die dag.

Een paar maanden later was R. zomaar opeens terug. Een wonderbaarlijke herrijzenis.
Nu kan je als wielrenner veel straffe stoten uitdelen, maar zomaar genezen en terugkomen, is vragen om ellende.
Niet dat R. er zich heel veel van aantrok; hij ging verder met fietsen en winnen, alsof er nooit een tia was geweest. Sterker, hij reed harder dan ooit te voren. Een jaar later maakte hij zelfs de overstap naar het allerhoogste amateurniveau om daar gewoon verder te gaan met koersen winnen. Het gepraat hield aan. Ook door mijzelf. Gewoon, omdat het zo leuk was.

Twee jaar geleden zag ik hem nog een keer koersen. Hij was de 40 al ver gepasseerd, maar reed nog altijd als een jonge God. Tijdens het inrijden, had ik hem gegroet. Ik denk niet dat hij mij herkende, maar hij zwaaide heel vriendelijk terug. Opeens voelde ik iets van spijt, omdat ik er ook aan mee had gedaan, het geroddel, het veroordeel en het gepraat, zonder dat ik ooit met hem gesproken had.
Zonder dat ik er ook maar iets van wist.

Joost-Jan Kool