Heel zacht zwellen de eerste klanken van Mozarts Jupitersymfonie aan in het hoofd van Gianni Bugno. Alsof een denkbeeldige geluidstechnicus in de bovenkamer van de Italiaan een fader op een mengtafel voorzichtig omhoog schuift en langzaam de bonkende hartslag van een renner in volle inspanning laat overstemmen door klassieke klanken. Een laatste diepe zucht. Een korte blik over de schouder, naar het achterveld. Het moment van de waarheid is aanstonds. Dit is waar Gianni Bugno de afgelopen wintermaanden zo hard voor heeft gewerkt. Niet alleen in trainingen, maar ook met urenlange therapeutische sessies bij dr. Laura Bertelè. Vijf luttele kilometers en een handvol hectometers moet de Italiaan overbruggen om de, op dat moment, belangrijkste overwinning uit zijn carrière te kunnen boeken. Negen haarspeldbochten dienen met goed gevolg gerond te worden. Even stokt de adem in de keel van de renner. Een kortstondig moment van angst. Een gevoel van twijfel aan eigen kunnen. Een fractie van een seconde voelt Bugno zijn lichaam iets verslappen. Ongewild voeren zijn gedachten hem vijf maanden mee terug in de tijd, naar de finale van Milaan-Turijn op 10 oktober 1989. De kopman van Chateau d’Ax aarzelt. Gaat zijn brein nu opnieuw met hem op de loop? Of is de beklimming van de Poggio de reden dat Bugno even op krachten moet komen op de top. Precies op het juiste moment zet de denkbeeldige geluidstechnicus in het hoofd van Gianni Bugno de fader nog maar eens een stukje verder open. De klanken van Wolfgang Amadeus Mozart maken korte metten met de angst en de twijfel. De Italiaan spant zijn armspieren aan, hijst zich voor een tiental seconden uit het zadel en stort zich de Poggio af. Als er nu niets mis gaat rijdt hij over niet meer dan enkele minuten met beide armen hoog boven zijn lichaam geheven over de witte kalklijn op de Corso Cavallotti in Sanremo.

Terwijl Gianni Bugno vol overgave de Poggio af duikt, schieten er korte flashbacks door zijn hoofd. Onbedoeld maakt het brein van de renner korte tijdreisjes. Naar de al genoemde tiende oktober in 1989, bijvoorbeeld. Bugno, één van de snelst aanstormende wielertalenten van Italië en al winnaar van etappes in Giro en Tour, was hard op weg naar een klinkende zege in Milaan-Turijn. Op de laatste scherprechter van de dag, de Superga, zestien kilometer voor de aankomst, had Bugno een kleine voorsprong op een groep achtervolgers. Slechts een afdaling en een paar vlakke kilometers scheidden de in het Zwitserse Brugg geboren renner van de overwinning in het noordwesten van Italië. Op de hielen gezeten door een groep met onder anderen Rolf Gölz en Chateau d’Ax-ploeggenoot Tony Rominger werd Bugno plotseling overmand door angst. Of sterker, blinde paniek. Duizelingen maakten zich in de afzink van de Superga meester van de Italiaan, die onderweg een paar keer bijna halt had moeten houden om bij zinnen te komen en zichtbaar moeite had de op en rond de Superga aanwezige flora niet te bemesten met de eerder die dag verorberde gelletjes en andere voedingsmiddelen. Anderhalve minuut nadat Gölz met speels gemak had afgerekend met zijn medekoplopers was Bugno met knikkende knieën als veertiende over de finish gesukkeld. Terwijl de Duitse kopman van de SuperConfex-ploeg van Jan Raas de bloemen en kussen van het plaatselijk vrouwelijk schoon gulzig in ontvangst nam, viel Bugno louter hoon ten deel. Van journalisten. Van de ‘tifosi’. En, wat hem nog het meest raakte, van oud-collega Francesco Moser. Nota bene de man op wiens voorspraak Bugno eind 1987 de overstap maakte van de Atala-ploeg naar Chateau d’Ax, waar Moser zelf zijn profcarrière aan het afronden was.

De gedachte aan het negatieve commentaar van Moser maakt op weg naar Sanremo nog maar eens wat extra adrenaline los in het vermoeide lijf van Gianni Bugno. Opnieuw grijpt de geluidstechnicus in het brein van de koploper in. De Jupitersymfonie van Mozart klinkt nog maar eens wat harder. Een deken van kalmte valt over Bugno op het moment dat hij de volgende haarspeldbocht instuurt. Zijn precieze voorsprong op zijn naaste belagers weet hij niet, maar meer dan enkele seconden kan het niet zijn. Een kleine dertig kilometer eerder had Bugno niet geaarzeld toen landgenoot Angelo Canzonieri de aanval koos aan de voet van Cipressa. De sterke zeewind had het peloton al eerder in de koers in meerdere stukken uiteen geblazen. Favorieten als Laurent Fignon, Sean Kelly, Greg Lemond en Steven Rooks lieten zich verrassen en behoorden op slag tot de kanslozen. Onderaan de Cipressa was het krachtsverschil tussen Bugno en zijn landgenoot direct duidelijk geworden. Canzonieri probeerde nog heel even het wiel te houden van zijn veel sterkere medevluchter, maar moest zich al snel gewonnen geven. Terwijl Bugno koers zette naar de Poggio scheidden achter hem zes renners zich af van wat eens het peloton was: Maurizio Fondriest, Jean-Claude Colotti, Jesper Skibby, Gilles Delion, Moreno Argentin en… Rolf Gölz.

Uitgerekend de renner die vijf maanden eerder optimaal profiteerde van Bugno’s duizelingen net voorbij de top van de Superga, maakt de Italiaan in Milaan-Sanremo opnieuw het leven zuur. Helemaal als de belangrijkste pion uit de ploeg van Jan Raas, in 1990 heeft het groene SuperConfex-shirt plaatsgemaakt voor het blauwwit van Buckler, op de Poggio in zijn eentje op zoek gaat naar de koploper. De wetenschap dat Rolf Gölz hem op de hielen zit doet de zenuwen van Bugno geen goed. Een ijzige rilling maakt aanstalten zich van boven naar beneden over de rug van de Italiaan te verplaatsen. Even verslapt de concentratie, precies op het moment dat de volgende haarspeldbocht in rap tempo nadert. Bugno snijdt de curve niet optimaal aan en moet alle zeilen bijzetten om de bocht te houden. Ternauwernood slaagt hij er in zijn fiets op het juiste moment enkele decimeters naar rechts te manoeuvreren. Een kennismaking met één van de vele betonnen muurtjes, die de afdaling van de Poggio sieren, wordt maar net voorkomen. ‘Mozart!’, flitst het door Bugno’s hoofd. Onmiddellijk nestelt De Jupiter zich weer als oorwurm onder de wit-oranje pothelm. De rust keert terug.

De oorzaak van de paniekaanvallen die Bugno tijdens afdalingen teisteren is terug te voeren op de Giro van 1988. In het eerste deel van de vierde etappe wordt de kopman van Chateau d’Ax hardhandig tegen het asfalt gekatapulteerd. Terwijl Massimo Podenzana met ruime voorsprong arriveert in finishplaats Rodi Garganico en niet alleen het roze mag aantrekken, maar ook de spanning uit de ’s middags te rijden ploegentijdrit sloopt, wordt Bugno per helikopter naar het ziekenhuis vervoerd. Een sleutelbeenbreuk en een gescheurde wenkbrauw zijn de fysieke gevolgen van de tuimelpartij. Aanvankelijk lijkt Bugno weinig blijvende schade te ondervinden van zijn onfortuinlijke val. Een kleine twee maanden later wint hij zijn eerste Touretappe en ook aan het einde van het seizoen is Bugno nog altijd aanwezig in de voorste gelederen van het peloton, met onder meer een tweede plaats in de Ronde van Lombardije achter Charly Mottet. De gevolgen van de ruwe kennismaking met het Italiaanse asfalt blijken vooral onder de oppervlakte te sluimeren. De Italiaan klaagt over evenwichtsstoornissen, oorsuizen en gevoelens van angst.

De eerste dagen na de val nemen Bugno’s gedachten hem meer dan hem lief is mee terug naar de Giro van 1986. Als debutant maakte Bugno het overlijden van ploeggenoot Emilio Ravasio van dichtbij mee. In de finale van de eerste etappe komt de renner van Atala hard ten val. Ravasio kruipt nog wel terug op zijn fiets en bereikt zelfs de finish, maar zal niet veel later onwel worden en met spoed naar het dichtstbij zijnde ziekenhuis moeten worden afgevoerd. Daar wordt een bloedprop uit de hersenen van de nog maar 23-jarige Italiaan verwijderd. Na een coma van twee weken overlijdt Emilio Ravasio. Ondanks de tragedie rijden Bugno en zijn ploeggenoten van Atala de Giro uit, maar de eerste kennismaking met zijn thuisronde is voor Gianni Bugno bepaald geen aangename. Een jaar later moet hij de Giro voortijdig verlaten en in de editie die volgt maakt de harde val in de vierde etappe opnieuw een vervroegd einde aan alle aspiraties. Pas in 1989 sluit Bugno voor het eerst een voorzichtige vriendschap met de Italiaanse ronde. Niet alleen wordt hij keurig 23ste in het eindklassement, in de voorlaatste etappe naar Prato, over onder meer de San Pellegrino en de Abetone, verrast Bugno alle favorieten en soleert naar zijn eerste zege in een Giro-etappe. Desondanks blijven de lichamelijke en psychische klachten borrelen als een pan die langzaam dreigt over te koken. In oktober, in de finale van Milaan-Turijn, schiet de deksel er met een vliegende vaart vanaf en komt alle onderhuidse problematiek tot uitbarsting als de duizelingen in de afdaling van de Superga Bugno niet alleen de overwinning kosten, maar ook doses kritiek opleveren.

Tijd om nog langer te denken aan het verleden is er in de afdaling van de Poggio niet. Eén laatste haarspeldbocht rest Gianni Bugno nog. Nu gaat het om de toekomst. Over enkele minuten kan hij winnaar zijn van de belangrijkste eendagskoers van Italië, een zege die voor eeuwig blijft. De denkbeeldige geluidstechnicus mixt plotseling een stemmetje door de klanken van Mozart. ‘Je gaat het halen! Gölz komt te kort’. Bugno begint er in te geloven en stuurt vol vertrouwen de laatste bocht in, het bewijs dat zijn aanpak in de winter heeft gewerkt. Vrijwel direct na het debacle op de flanken van de Superga had Bugno besloten dat het zo niet langer kon. In de maanden die volgen bezoekt hij meer artsen, therapeuten en psychologen dan een personage uit een dagelijkse soapserie in tien televisieseizoenen.

Een allergoloog toont aan dat Bugno melk- en tarweproducten niet goed verdraagt en schrijft een speciaal dieet voor. Een psycholoog licht de jeugd van de Italiaan door – Bugno werd grotendeels opgevoed door zijn grootouders in Italië, terwijl zijn ouders in Zwitserland aan het werk waren – en komt met een therapie op de proppen die de renner minder verlegen en introvert maakt. Chateau d’Ax-ploeggenoot Claudio Corti, de vicewereldkampioen van 1984, brengt Bugno het één en ander bij over leiderschap in het peloton. Maar de belangrijkste rol is weggelegd voor dr. Laura Bertelè, een psychotherapeute uit Milaan die op basis van gymnastiek, dans en muziek al een aanzienlijk aantal operazangers en -zangeressen van hun podiumangsten heeft weten af te helpen. Aan gymnastiek en dans heeft Bugno niets met een racefiets onder zijn achterste, maar muziektherapie daarentegen blijkt de sleutel naar succes. En dan niet de zoetgevooisde klanken van Eros Ramazzotti of de Italodisco van Silver Pozzoli, maar klassieke symfonieën van Wolfgang Amadeus Mozart. Met name de Jupitersymfonie en de Haffner Serenade van de Oostenrijkse componist blijken een wonderlijke uitwerking te hebben. Uren, dagen, weken lang luistert Gianni Bugno naar Mozart. Steeds op een ander volume of met een andere afspeelsnelheid. Eerst alleen bij dr. Bertelè op de bank, maar al snel ook op de fiets. Naast wat eten en een regenjack horen een walkman en een cassettebandje de hele winter tot de standaarduitrusting bij iedere training. Zoals talloze scholieren in die tijd op de hoek van de straat stoppen om buiten het zicht van hun ouders stiekem toch hun walkman aan te zetten voordat ze aan de fietstocht naar school beginnen, zo duwt Bugno voor elke afdaling ook snel de dopjes in beide oren en drukt de ‘play’-knop in. Net zo lang tot hij ze kan dromen, de Haffner en de Jupiter. Zodat een denkbeeldige geluidstechnicus in de bovenkamer van de Italiaan tijdens een wedstrijd de rol van de walkman kan overnemen en paniek, duizeligheid en oorsuizen geen kans krijgen.

Wat tijdens een training perfect werkt, hoeft in de volle finale van één van de belangrijkste eendagskoersen niet vanzelfsprekend ook van een leien dakje te gaan, maar in de afdaling van de Poggio lijkt het of Gianni Bugno door een cordon van engelen naar Sanremo wordt geëscorteerd. Waar de Italiaan vijf maanden eerder net na de top van de Superga nog voorbij werd gestoken door Rolf Gölz geeft Bugno de Duitser op de Poggio een masterclass afdalen. Gölz neemt al in de eerste twee bochten veel te veel risico, weet zijn lijf met pijn en moeite in het zadel te houden en besluit niet alle risico’s van de wereld te nemen. Het wielerseizoen is na ‘La Primavera’ immers nog lang. De kopman van Buckler moet genoegen nemen met de tweede plaats en de bijbehorende punten voor het wereldbekerklassement.

Bij het oprijden van de Corso Cavallotti verstommen de klanken van Mozart in het hoofd van Gianni Bugno. De legendarische Oostenrijkse componist heeft tweehonderd jaar na zijn dood nog maar eens een belangrijk werk afgeleverd: Bugno’s eerste grote zege. In het hoofd van de kersverse winnaar van Milaan-Sanremo laat de denkbeeldige geluidstechnicus engelen zingen. Bugno is in de zevende hemel. Een plaats waarvandaan hij, dankzij de grote zeges die vanaf dat moment zullen gaan volgen, voorlopig nog niet hoeft af te dalen.

Vincent de Lijser