Dan JonesTijdens de Giro d’Italia van 2014 blinkt Orica uit in winst én verlies


Stelvio, 27 mei 2014
Vlak voordat de Koninginnerit over de Gavia en de Stelvio van start gaat, telt Matt White de koppen bij het uitstappen van de bus. Hij heeft nog drie man in koers. Pech wist zijn team de afgelopen dagen feilloos te vinden. Michael Matthews en Luke Durbridge gingen opnieuw tegen het asfalt. Ze moesten met botbreuken naar het ziekenhuis. Meyer, Weening en Docker zijn door een virusinfectie compleet gesloopt uit de ronde gestapt. Dan Jones verzamelt aan het eind van iedere rit de rugnummers van alle uitgevallen renners op een stapeltje voorin de bus. ‘Die stapel werd steeds hoger.’

Ze hebben Ivan nog. Ivan Santaromita, de enige Italiaan in de ploeg. Hij heeft de tricolore om zijn graatmagere lijf wapperen en kan van alle Orica-renners nog het langst mee tijdens de bergritten. Ivan mikte vooraf op een plaats bij de eerste tien. Hij staat nu, na vijftien etappes, op de veertigste plek met een uur achterstand op het roze. Wie weet heeft hij vandaag een goede dag. Svein Tuft en Michael Hepburn, de twee overgebleven tijdrijders, rijden tegen beter weten in voor de mogelijke goede dag van Ivan. En anders proberen ze achterin het peloton de energie te sparen die ze al lang niet meer bezitten. De limieten om in het rood te mogen staan worden iedere dag iets verder verhoogd.

Tijdens de beklimming van de Stelvio lijkt het alsof Hollywood de regie over het evenement heeft overgenomen. Neerslag verandert van ijsregen in dikke sneeuw die aan banden blijft plakken en ijsklonten tussen de remhoeven vormt. Op de top heerst chaos, niemand weet zeker of de koers geneutraliseerd zal worden. Renners staan boven bij Hotel Stilfersjoch naast de ploegwagens, smekend om een Sint Bernhardshond met een vaatje brandewijn om de nek. Het is smerig koud en de afdaling die volgt is glad als een ijspiste.
Helemaal achterin het peloton klautert Tuft tegen de Stelvio. Hij heeft zich opnieuw niet geschoren vanochtend. Hij zag in de badkamerspiegel van zijn hotelkamer dat de wallen onder zijn ogen weer iets verder waren gezakt. Pijnlijk is het, dat hij niet meedoet aan de race, maar hier op de laatste positie zit zonder kracht in zijn benen. Hij gaat nog net snel genoeg om niet door de bezemwagen te worden opgeveegd. Alle renners trager dan hem zijn al lang naar huis. Hij komt hier niet weg, niet naar voren en niet naar achteren. Svein Tuft staat stil in een traag bewegend decor van steeds nieuwe mensen langs de kant.

Passo San Pellegrino, 29 mei 2014
Ivan is vanochtend niet gestart. Het rondsluipende virus nam ook zijn vederlichte lichaam te grazen. Een tafel voor twee is nu genoeg om de complete ploeg aan te laten dineren. In de bus was er vanochtend nog geen vijf minuten nodig voor de voorbespreking. White stelde de doelen opnieuw bij. ‘Kleine, haalbare doelen, zoals het uitrijden in de gruppetto’, zegt Jones. ‘Maar eigenlijk was het iedere dag niet meer dan overleven.’
Orica’s twee slechtste klimmers zijn nu nog in koers en niet van plan eruit te stappen. Dat zeggen ze allebei vanwege dezelfde reden en die reden is de ander. De laatste die afstapt dooft het licht van de schijnwerper die al vanaf Belfast op hun ronde staat, en zet daarmee al hun successen in de schaduw. Als zij nu afstappen, is het hele team uit koers. ‘Dat doe je de sponsor niet aan’, vindt Dan Jones. ‘Zelfs met één renner is er publiciteit te halen, zo werkt wielrennen nu eenmaal.’ Ze zijn nog altijd met dubbel zoveel renners als toen Koos Moerenhout in de Giro van 2003 de eenmansploeg van Lotto-Domo vormde. Iedere dag mocht Koos tijdens de ploegvoorstelling in z’n eentje op het podium komen, schitterend was dat. Renners van de andere ploegen kwamen regelmatig vragen wanneer hij z’n hele ploeg op kop ging zetten.

 Morgen deel 4, ‘Vijfentwintig magnums Astoria!’

 

Martijn Sargentini