Dan JonesTijdens de Giro d’Italia van 2014 blinkt Orica uit in winst én verlies


Veneto, 30 mei 2014
De bus van de Australiërs staat op een parkeerterrein aan de rand van Bassano del Grappa. De chauffeur heeft een lintje gespannen dat het publiek dat er niet is op afstand moet houden. De mecanicien zette achter het lint twee gewone wegfietsen op de rollen. Het is vlak voor de start van de klimtijdrit naar de Cima Grappa. Orica heeft de tijdritfietsen in de materiaaltruck gelaten, ze gaan onderweg niet wisselen. Andere teams doen dat wel. Svein Tuft en Michael Hepburn zijn, op Jetse Bol na, de laatsten van het klassement. Ze mogen direct van start. Hepburn draagt vandaag het pak van de Australische tijdritkampioen en heeft oordopjes ingedaan om onderweg naar zijn favoriete playlist te luisteren, het is tenslotte een rit tegen de klok. Toch kan hij geen moment zijn ritme vinden. De klim naar de Cima Grappa heeft weinig met tijdrijden te maken, en vlak na zijn vertrek startte in plaats van zijn vertrouwde opzwepende muziek per ongeluk een cursus Spaans op zijn ipod.
De klimtijdrit van Svein Tuft lijkt ook nergens naar. Jos van Emden slaagt erin om halverwege de klim te stoppen, zijn vriendin langs de kant van de weg ten huwelijk te vragen en nog eindigt hij sneller dan Tuft. Niemand bij de ploeg die er volgens Weening wakker van heeft gelegen. ‘Die mannen zaten alleen maar te denken aan de zondagavond waarop ze naar huis konden vliegen.’

De bus kan een paar uur later alweer uit Bassano vertrekken. Binnen hoeft niemand op zijn beurt voor de douches te wachten. Het toilet achterin is de laatste dagen ook nooit meer bezet. ‘Het uitrijden van een grote ronde met maar twee renners was ergens ook wel erg prettig. Ik zag er in elk geval ook wel de voordelen en de humor van in.’ Dan Jones ziet sowieso overal al snel de humor van in. ‘Dat is misschien ook wel de reden dat het team me mee naar de Giro nam.’
De zon schijnt uitbundig boven de bergtoppen van Veneto en voor de meesten bij de ploeg begint het al op een vakantie te lijken. Er wacht nog één zware bergetappe naar de top van de Monte Zoncolan.

Zoncolan, 31 mei 2014
Matt White vertelt tegen de camera van Jones dat hij voor vandaag een stiekem plannetje heeft bedacht. Ze gaan Jetse Bol’s Maglia Nera aanvallen. Als Tuft of Hepburn tien minuten na Bol binnenkomt, dan is de laatste plaats in het klassement verzekerd. Vijfentwintig magnums Astoria zijn er aan die prijs verbonden. White’s ogen twinkelen als hij het over de flessen heeft. Een prijs is tenslotte een prijs.
De camera zoomt vanuit de auto in op Michael Hepburn. Hij beklimt zonder te trappen de meest beestachtige berg van Italië. Duizenden handen duwen hem. Een kolossale vent in lederhosen en felroze shirt sleurt de jonge Australiër tientallen meters mee. In de volgauto gaat de stereo naar het hoogste volume en draait Matt het raampje open. ‘I come from a land down under!’

Ze hadden eigenlijk vanaf een crossmotor willen filmen, vertelt Jones. Die stond voor iedere ploeg klaar, als vervangend vervoer voor de mechaniekers met hun reservewielen. Vanaf de plek waar het spandoek met de tekst la porta dell’inferno boven de weg wappert, wordt het op de Monte Zoncolan voor volgauto’s veel te steil en te smal om nog tussen de renners te rijden. Hij had zijn camera al op een helm gemonteerd toen aan de voet van de Zoncolan bleek dat ze als laatste waren gearriveerd en alle motoren al waren vertrokken. Het leidde bij Jones en White tot niet meer dan wat gefrons. Hun miniploegje rijdt al anderhalve week op een zijspoor van de Giro, niemand die zich nog ergens druk over maakt. ‘Ze hoefden niets anders te doen dan het een beetje volgen vanuit de karavaan’, zegt Weening. ‘S avonds zullen ze wel eens hebben teruggedacht aan die eerste week en er een extra glas wijn bij hebben gedronken.’

De dagelijkse rituelen beperken zich tot het boenen van twee fietsen en het vullen van één paar etenszakjes. De masseurs hebben nauwelijks iets te doen. Die zouden normaal gesproken na twee weken koers de krampen in hun onderarmen voelen. De bus is opgeruimd en ruikt fris, onderin de materiaalwagen draait de wasmachine nog maar eens per dag een kort programma.
Terwijl ze in hun ploegwagen helemaal achterin de koers over de wedstrijdradio horen dat landgenoot Michael Rogers als eerste aankomt op de Zoncolan, zingen de Aussies uit volle borst een klassieker van Lionel Richie. That’s why I’m easy, i’m easy like sunday morning.

Morgen is het zondag en eindigt de Giro.

Morgen het vijfde en laatste deel, ‘een zinkend schip’

Martijn Sargentini