Dan JonesTijdens de Giro d’Italia van 2014 blinkt Orica uit in winst én verlies

Triëst, 1 juni 2014
Aan de Riva Tre Novembre in Triëst speelt een orkestje il Canto degli Italiani. Een squadron Italiaanse gevechtsvliegtuigen tekent de Tricolore in drie dikke, korrelige lijnen tegen de staalblauwe lucht boven de Adriatische zee. Svein Tuft staat naast zijn fiets en is in afwachting van de slotceremonie. Hij is net afgestapt en voelt een zeurende pijn. Het is bekende, vertrouwde pijn. Pijn die na de crash in de zesde etappe naar Montecassino als een trouwe kameraad twee weken lang met hem meereisde. Hij reed samen met zijn collectie schaafwonden en kneuzingen door stortregens, onweer en sneeuw. Dan is aankomen in het zonovergoten Triëst met slechts een paar opgedroogde korsten op de benen en wat verband om de linkerarm niets om over te klagen. Pieter Weening vond het mooi dat er van zijn team tenminste nog twee waren die de ronde uitreden. ‘Ik kan me herinneren dat ze zelfs allebei nog op kop hebben gereden in die laatste rit.’

In de laatste plaatselijke ronde probeerde Tuft het nog eens. Vanaf de twintigste positie passeerde hij met zijn kin op het stuur het rennerslint, als een hogesnelheidstrein zoevend langs een autosnelweg. Lars Bak hing in zijn wiel. Als Tuft vertrekt, durven alleen de pletwalsen van het peloton mee. De 97ste editie van de Ronde van Italië zou over een kwartiertje eindigen en moest het een massasprint worden, dan konden ze Bak en Tuft beter niet te veel ruimte geven. De Koninklijke Sprint aan het slot van de Giro is te sierlijk om te vergeven aan een Canadese houthakker of een Deense premiejager. Nadat Tuft was ingerekend, loodste hij zijn jonge ploeggenoot nog naar voren. Zo was het in de teambus eerder die dag besproken: Sveino de vroege vlucht, Heppy in een late uitval. Zo vloog ook Hepburn heel even los van iedereen over de brede en gestrekte Via Carlo Ghega tot het moment dat de sprintvoorbereiders hun lijntje weer binnenhaalden en Orica’s laatst gespeelde kaart onderop de stapel terecht kwam. Niemand die naderhand kon zeggen dat ze zich anoniem mee naar Triëst hadden laten slepen.

Op het slotpodium staat een oudere, kale man tussen Tuft en Hepburn. Het postuur van de man verraadt dat hij niet net als zijn twee buurmannen drieduizend kilometer binnen eenentwintig dagen heeft gefietst. Het is Dan Jones, hij staat met zijn rug naar het publiek gekeerd, als enige van de drie. Hij heeft voor de afsluitende podiumceremonie een volledige teamoutfit aangetrokken en propte zeven rugnummers achterop. Het zijn de nummers 151, 152, 154, 155, 156, 157 en 159. Zijn rug is een vriendschapsband van opgespelde nummers. ‘De jongens die al naar huis waren, hebben allemaal bijgedragen aan onze meest succesvolle Giro ooit’, zegt Jones. ‘Het verbaasde me eigenlijk dat de Giro-organisatie het toeliet. Ze zijn meestal nogal formeel met alles wat er op hun podium gebeurt.’
Het jongensachtige gezicht van Michael Hepburn is verdwenen. Zijn gelaat werd na drie weken ruw en raakte vol diepe plooien. Er groeien stoppels op zijn wangen. Zijn gezicht lijkt ineens sprekend op dat van zijn achtendertigjarige ploeggenoot die naast hem staat en onverstoord is blijven lachen. Alsof er tussen dit podium en dat in Belfast slechts een paar meter ligt die Svein Tuft net al wandelend heeft afgelegd.

Een zinkend schip
Aan de Giro d’Italia van 2014 deden 22 teams van negen renners mee. Na drie weken waren er 42 uitvallers, waarvan er zeven uit de Orica-ploeg. Hepburn, -met drieëntwintig jaar de jongste van zijn ploeg-, en de vijftien jaar oudere nestor Tuft eindigden gebroederlijk als 154ste en 155ste in het eindklassement, op vijf uur van eindwinnaar Nairo Quintana. Ruim voldoende tijd om een etappe extra in te rijden. Alleen Jetse Bol deed er uiteindelijk nog tien minuten langer over. Hij won de Maglia Nera plus de vijfentwintig flessen. Bol vertelt dat ze met z’n drieën nog een groepsfoto hebben gemaakt, voordat ze terugvlogen naar huis. Als hekkensluiters van een helse Giro.

De dreun die de Australische tempobeulen in de eerste week uitdeelden, bleek een knockout. Vooral voor henzelf. Het leek alsof ze in hun eigen, grote mes waren gelopen. Toch kijkt Weening terug op een zeer succesvolle Giro. ‘Je kan beter eindigen met twee man terwijl je drie ritten op zak hebt plus een week de roze trui, dan anoniem meerijden en compleet met negen finishen. We hebben er het maximale uitgehaald.’
Dat zegt ook Matt White na de laatste rit tegen de camera van Dan Jones. Hij hangt onderuitgezakt in de ruime, leren banken achterin hun touringcar. Of hij het verhaal van deze Giro met een speelfilm kan omschrijven, wil Jones van White weten. De camera zoomt in terwijl White al grijnzend en zonder een spoor van twijfel over ‘the Gladiator’ begint. Zijn favoriete film. Een film met een fantastische en agressieve start, veel strijd en een mooie overwinning. Goed, de hoofdpersoon sterft dan wel aan het einde, maar hij kreeg zijn wraak. Prachtig verhaal, zegt White knauwend, terwijl zijn ogen tinkelen.
Michael Hepburn noemt ook een film.
The Titanic.
‘Een zinkend schip. En aan het einde waren er nog maar twee over.’

 

**
Einduitslag Giro d’Italia 2014:

  1. Nairo Quintana (Col) Movistar 00: 00: 00

…            …            …

…            …            …

  1. Michael Hepburn (Aus) Orica GreenEdge 05:03:48
  2. Svein Tuft (Can) Orica GreenEdge 05:05:44
  3. Jetse Bol (Ned) Belkin Pro Cycling Team 05:15:19

 

Martijn Sargentini