Op de eerste geleidelijke kilometers van de Pas de Peyrol (de col over de Puy Marie, een dode vulkaan in de Auvergne) hoef je nog geen geboren klimmer te zijn om goed mee te kunnen. Na het passeren van de smalle brug over het riviertje de Mars doemt echter een muur voor je op en voel je meteen in je benen waarom de Pas de Peyrol zo’n beruchte col is. Wie hier in het gezelschap van een betere klimmer verkeert, kan slechts hopen op genade. Dat was Axel Merckx niet gegund, toen hij op Quatorze Juillet samen met Richard Virenque op kop reed over dé kuitenbijter van de Cantal.

Die veertiende juli in 2004 stond de langste etappe van de etappe van de Tour de France op het programma. Tussen Limoges en St. Flour moesten liefst 237 kilometer en negen voor het bergklassement meetellende beklimmingen overbrugd worden. De ideale gelegenheid voor Virenque om de basis te leggen voor zijn zevende bolletjestrui, een absoluut record. Al na 35 kilometer ging de altijd eerzuchtige Fransman in de aanval, waarbij hij Axel Merckx met zich mee kreeg.

De twee maakten een deal. Virenque mocht op alle cols als eerste over de streep en in ruil daarvoor zou Merckx de etappe mogen winnen. Een buitenkans voor Merckx – bijna tweeëndertig – die natuurlijk besefte dat hij geen jaren de tijd meer had om eens een Touretappe te winnen.

Maar ook voor Virenque begonnen de jaren te tellen. De 34-jarige Fransman had al eerder op het einde van zijn carrière gezinspeeld. Toen hij in 2003 voor het eerst sinds elf jaar weer eens de gele trui kreeg omgehangen, gaf hij al aan dat stoppen nu minder moeilijk zou zijn. Hoe groot was de verleiding om in wellicht zijn laatste Tour én nog één keer het bergklassement én nog één keer op grootse wijze een bergrit te winnen.

Op 67 kilometer van de eindstreep, op het steilste stuk van de Pas de Peyrol, werd de verleiding te groot. Dansend op zijn pedalen liet hij de harkende Merckx achter zich. Virenque won de etappe, Merckx werd ingelopen.

De vorige dag was er nog knallende ruzie tussen tussen Virenques QuickStep-formatie en Merckx’ Lotto-Domo-ploeg. Lottosprinter McEwen profiteerde bij zijn ritzege sterk van het werk van QuickStep. Was de actie van Virenque de zoete wraak van zijn ploeg? Ook in deze zaak ontkende Virenque alles. “Axel kon mijn tempo gewoon niet volgen. En ik kon niet wachten, want het peloton was tempo aan het maken. Ik wilde punten blijven halen voor het bergklassement. Maar als Axel gewoon bij mij was gebleven, had ik zeker niet meegesprint voor de overwinning.”

Merckx was renner genoeg om te weten dat je in de koers geflikt kan worden, maar maakte gehakt van Virenques karakter. “Blijkbaar kon hij de verleiding niet weerstaan. Ik weet nu wat voor mens dat is.” Maar behalve Merckx vond iedereen het eigenlijk wel best dat Virenque won. Voor de gele trui van Thomas Voeckler vormde hij geen bedreiging en ook Armstrong wist dat hij niets te vrezen had van de bergkoning. De Texaan hield de Fransen te vriend door hun populairste renner zijn jaarlijkse gloriedag te gunnen, net als in 2002 op de Mont Ventoux en in 2003 in Morzine.

Zelfs voor de Tourorganisatie leek de zege van Virenque het ideale scenario. Tourdirecteur Leblanc stak eerder al, toen het ging over de uitreiking van wildcards aan vooral Franse ploegen, niet onder stoelen of banken dat hij het Franse wielrennen in moeilijke tijden een steuntje in de rug wilde geven. En op deze veertiende juli was het ideale parcours uitgezet om de nationale publiekslieveling nog één keer groot te laten uitpakken. Zwaar, maar toch geschikt voor vluchters en betrekkelijk ongevaarlijk voor de echte klassementsrenners.

Twee maanden later maakte Virenque bekend dat hij inderdaad een punt achter zijn carrière zette. Een paar weken eerder had Merckx in Athene de bronzen plak gewonnen: de eerste Belgische medaille in de wegrit in veertig jaar. En zelfs de allereerste olympische medaille voor de familie Merckx.

Jan Schipper