Met kop en schouders stak hij uit boven de steeds verder krimpende zee van smalle ruggen waarin hij traag meedeinde richting de top van een gruwelijke col. Gehuld in het maagdelijke wit, symbool van de jeugd, van de belofte die eerder ingelost werd dan verwacht, zakte hij langzaam maar zeker weg, richting het zwarte gat waarin steeds meer renners verdwenen. Hij hield stand, vechtend tegen de zwaartekracht en vederlichte tegenstand. Ze wilden hem kwijt, slopen, op achterstand rijden. Hij droeg een wapen met zich mee. Nutteloos op dit terrein, maar later, als ze het niet braken, van een vernietigende kracht. Als valse honden hapten ze naar zijn kuiten. Keffend, zenuwachtig springend, bijtend in een poging hem van hen af te schudden. Wanhopig zoekend naar een gaatje, dat uit moest groeien tot een onoverbrugbare kloof die nodig was om het gevaar te keren.

De renner leek het uiterlijk onbewogen te ondergaan. Een serene rust omringde hem. Alsof hij boven de partijen stond. Onafhankelijk werkend aan een missie die iedereen nog dagelijks verbaasde. Nog maar korte tijd geleden droomde hij (of was het men?) van geel. Een verwachting hoger dan de Dom waaraan hij zo veelvuldig werd verbonden. Hij viel, maar herrees. Machtiger en beter dan ooit verwacht. Hoewel zijn lichaam nu toch ook op knappen stond. Een vuurbal rolde door zijn longen. Naalden prikten in het harde vlees. Het rood dat even voor hem om een jongensachtige schouderpartij omhoog getrokken werd, hield hem echter op de been. Gefocust op de prooi die voor het grijpen lag, vernauwde zijn wereld zich tot één concrete opdracht.
Minimaal tijdverlies.

Excuses en verzachtende omstandigheden te over. Hij had genoeg laten zien om de bewondering te oogsten.
Hij wilde meer.
Omdat hij vanuit deze positie het podium, en wellicht nog meer kon ruiken. De voetsporen van de groten van de wielersport. Eeuwigheidswaarde, al was het dan in een andere kleur dan voorzien.
Dacht hij op dit moment aan roem die voor het grijpen lag? Verlamde het hem of stuwde het hem voort? Of was er niets dan leegte. Een rode vlek dansend in een steeds waziger wordende hel.

De weg werd een muur die loodrecht de hemel in leek te voeren. De keffers kropen er als insecten tegenop. Langzaam maar zeker moest hij ze laten gaan. Een eigen ritme, de schade tot een minimum beperken. Traag tikten de seconden weg. Daarna was er de euforie, vanwege een kloof die overbrugbaar leek. Het machtige wapen dat hij zo heldhaftig door de hel heen had gesleept, kon in stelling worden gebracht.

Vandaag bleek dat het dagenlang afzien op een terrein, dat tot voor kort het zijne niet was, de kracht van zijn wapen niet had aangetast. Vernietigend sloeg het toe. Een woeste, machtige veeg. Veel vliegen in een klap.

Het wapen kan nu in de kast. Vanaf morgen wordt er opnieuw een onbekende weg betreden.

Dumoulin in rood - foto Sirotti

Joost-Jan Kool