Piet van den BrekelNegentien jaar jong en dan al een echte working class hero zijn. Wie kan dat al zeggen. Hij, Piet van den Brekel uit Echt, in ieder geval wel.

Het was ook supersnel gegaan met zijn ontwikkeling als amateurrenner. Zoals zovelen in het Echter land had hij zijn eerste schreden op het wielerpad gezet bij de WFL. De (Rooms Katholieke) Wieler Federatie Limburg was een samenklontering van comités die net na de oorlog in zowat alle Limburgse dorpen wielerrondjes organiseerden. Wilde koersen of mijnwerkersrondjes werden ze genoemd; vaak nog verreden op gewone fietsen. De Federatie zetelde in Echt, en dat dorp werd daarmee ook voor lange tijd het epicentrum van de Limburgse wielersport. Met lokale coureurs die ooit hun eerste koerske reden in een groene voetbalbroek op een krakkemikkig bijeengesprokkeld vehikel. Maar later doorbraken en een fraaie profcarrière opbouwden.

Piet van den Brekel was een van die talentvolle matadoren van het eerste uur. In ‘50 en ’51 uitblinkend op de rondjes rond kerk en kroeg in het Midden Limburgse. Vooral gevreesd om zijn vlijmscherpe eindschot. Logisch dat hij al gauw de overstap maakte naar de “officiële” bond, de KNWU. Het verruimde zijn horizon stukken verder dan alleen het Limburgse land. Zover zelfs dat hij in juni ’52 door de bond werd aangewezen om acte de presence te geven in de Omloop der Twaalf Kantons. Helemaal in Luxemburg. Samen met Piet Haan uit Mechelen, ook zo’n klasbak uit die dagen.

Het werd een daverend succes. Piet van den Brekel won zomaar die zware zesdaagse etappekoers. En troefde daarmee een internationaal elite gezelschap van amateurs af. Echt stond nu echt volledig op zijn kop. De culminatie van een week spanning en sensatie. In de Maas-en Roer Bode doet de plaatselijke correspondent verslag: “Hedenavond om acht uur zal Piet van den Brekel thuis arriveren. Hij zal worden ingehaald door harmonie St. Caecilia. Heel Echt heeft intensief meegeleefd met Piet’s verrichtingen. Elke avond groepten de mijnwerkers die dan met de bus vertrokken voor hun ‘nachsjieg’ (nachtploeg; red) plus talloze belangstellenden voor ons kantoor samen om de uitslag van de etappes te vernemen. Het was een drukte die de oploop van de verkiezingen verre overtrof. Tegen de avonduren kon onze redacteur te Echt permanent naast de telefoon blijven staan. Een van Piet’s supporters trok gisterenmiddag met een bestelwagen naar Luxemburg om daar getuige te zijn van de aankomst van de laatste etappe. Een kennis vroeg hem: ‘Waar ga je naar toe’. Toen het antwoord ‘Luxemburg’ luidde sprong de kennis zoals hij er op dat moment bij stond, in overall en op klompen, spontaan in de wagen om mee te gaan”.

Samentroepende kompels, supporters in werkplunje, nieuwsgierige schooljeugd, een serenade door de harmonie plus rondrit in een open wagen. Hèt voorbeelddecor voor een held van de werkende klasse.

De huldiging was volgens de berichtgeving zo spontaan en hartelijk dat het iets weg had van een jubelstoet. Het dorp had haar zoon klemvast in de armen gesloten.

Piet barstte van de moraal en de resultaten waren navenant. Op de criteriums waar Leni und Ludwig’s “Schön ist die Jugend” uit de luidsprekers galmde. Maar ook in pittige klassiekers als de Ronde van Limburg. De supporters konden hun geluk niet op en spoelden de kelen flink, bij weer een volgend succes. Het labeur in “de koel” of de fabriek was immers hard en de dorst altijd groot. En veel meer dan het rennen of de voetbalclub was er niet.

Na het daverende succes in de Twaalf Kantons was het evident dat Piet werd aangewezen voor het wereldkampioenschap van 1952. Ook weer in Luxemburg, in Bettembourg om precies te zijn.

Het werd een wedstrijd met een apotheose die zijn weerga niet kent. Het koersverloop was dan niet al te spectaculair geweest, de finish -een massasprint- daarentegen des te meer. In een zinderende eindspurt drukten twee kemphanen gelijktijdig hun voorwiel over de meet. De Italiaan Luciano Ciancola, bankwerker te Como, en onze Piet van den Brekel, timmerman te Echt. En dan is de beer los, want het verzamelde Echter supporterscorps en ieder die een toch een spatje Limburgs bloed in de aderen heeft is overtuigd. Piet van den Brekel is wereldkampioen 1952 der amateurs! Hij wordt op de schouders gehesen en zelfs de rondemiss, “een exotische verschijning”, komt aangesneld met het overwinnaars boeket. Warme kussen, flitsende camera’s. Brave Piet is de koning te rijk. Alles lijkt in kannen en kruiken, maar zie, een vijftigtal meters verderop is men bezig om Ciancola in de regenboogtrui te hijsen. Dan is de verwarring plots compleet. De jury weet het ook allemaal niet meer zeker. Met het blote oog was het verschil kennelijk niet waarneembaar. Het onzalige voorstel van UCI-praeses Joinard om dan de volgende dag een tijdrit van twee kilometer tussen de twee te laten verrijden werd weggehoond. Ten einde raad dook de jury hotel Alfa in om de foto’s en film van de aankomst te bestuderen. Zonder uitsluitsel overigens. Maar ze werden gered door de gong. De Luxemburger Ludwig die vierde was geworden, rook een podiumplaats. Hij diende een protest in omdat, volgens zijn waarneming, Van den Brekel na een lekke band van fiets gewisseld had op een plaats waar dat reglementair niet was toegestaan. Namelijk op één kilometer van de officiële verzorgingspost. Voor de jury was dat een regelrecht geschenk uit de hemel. Uitslag: ex aequo op de eerste plaats Ciancola en Van den Brekel; diskwalificatie van Van den Brekel wegens schending van het reglement, ergo wereldkampioen de Italiaan. De officials waren vooraf nog naar Piet toegegaan om te vragen of het zo was gelopen. Zelf hadden ze niks gezien. Piet had in zijn jeudige onschuld deemoedig de waarheid toegegeven. Misschien, wie weet, dat ook de woorden van Monseigneur Lemmens, de bisschop van Roermond toen nog nagalmden. Hij had immers de renners dat jaar tijdens de eerste Limburgse Wieler Bedevaart nog voorgehouden om ook in de sport zuiverheid te betrachten. Na de mis en de fietsenzegening was het rennersvolk ook nog eens toewijd aan de Heilige Maagd Maria. Over zuiverheid gesproken. In zijn latere carrière in de wielrennerij, het circus list en bedrog, zou Piet denkelijk anders geredeneerd hebben.

Die gedenkwaardige race zal Piet in zijn verdere loopbaan blijven achtervolgen. Hij mag dan wel als moreel kampioen gewaardeerd worden, het gemis van die trui blijft knagen.

Ook in 1953 marcheert het nog allemaal best. Korte uitslagen in grote buitenlandse koersen als de Gran Premio Bercio of de Route de France. Zelfs in Finland mag hij zijn kunsten vertonen. Hij was primus in de Omloop der Kempen en 9e op het WK in Lugano. Een profcontract bij het Franse merk Dilecta vond hij nog een brug te ver. De militaire dienst in ’54-’55 betekende, zoals voor zoveel renners, een fikse terugslag. Desondanks stapt hij in het jaar daarop over naar het profmilieu. Pellenaars gooit hem meteen in het diepe. Giro d’Italia en Tour de France achter elkaar waren teveel van het goede voor zijn jonge lichaam.

Van wereldtopper bij de amateurs werd Piet een modale prof. Zes jaar hield hij dat vol. Een leven vol afzien en opoffering, balancerend op de rand van het bestaansminimum. Misschien was Piet wel iets te zacht voor het milieu, te eerlijk, altijd fair. Ook een man die zich niet liet volgieten met dope. Wat in die dagen toch redelijk common sense was in het metier. Preparateur dokter Thei Jessen uit Sittard, noemde hem -volgens Piet’s eigen zeggen- wat dat betreft maar een schijthuis.

Midden in het seizoen van 1960, tijdens de ronde van Spanje, knijpt Piet definitief in de remmen. Het was gedaan met koersen. Over en uit. Hij ging meteen aan de slag als betontimmerman. No longer hero, just working class.

Als recreatiesporter bleef hij wel steeds actief. Op 18 juli 1999 overleed Piet, door een hartstilstand, tijdens een trimtochtje op de fiets. In Almelo, waar hij destijds met zijn nieuwe lief woonde. Hij stierf in het harnas, bij wijze van spreken.

Theo Buiting
Laatste berichten van Theo Buiting (alles zien)