hainanIk had de grap al lang niet meer gehoord. Ongeveer een jaar of twintig denk ik. Volgens mij was het mijn vader die er toen een raar soort genoegen in schepte om zijn zoon van twaalf verward achter te laten met deze hele slechte woordgrap. “Welke Chinees? Hoe moet ik weten hoe lang die Chinees is als ik niet weet over welke Chinees we het hebben?” Dat ik uit heel veel Chinezen kon kiezen wist ik toen nog helemaal niet, want ik kende er alleen een handvol van restaurant Lotus (of was het De Chinese Muur?) uit Ede. En dat ze dus ook allemaal naar de naam Xing, Wang, Ling of Lang luisterden, was me toen ook nog niet helemaal duidelijk. Dat het een raar taaltje was, wist ik wel van het zingen van het Chinese equivalent van het liedje “Een fijne verjaardag voor jou”, dat, vrij vertaald, “Honkie Tonkie Shanghai” was. Leerde je allemaal op school. Mooie tijd. Achteraf heb ik maar weinig gedaan met deze snelcursus Chinees, bedenk ik me nu.

Goed, Hoe Lang is een Chinees dus. Vast een heel kleintje, wat de grap natuurlijk nog veel leuker maakt, maar dit terzijde. Dat ik in het vliegtuig op weg naar Hainan deze grap van uitgerekend Jetse Bol weer aan mijn repertoire kon toevoegen was op zich niet zo’n verrassing. Jetse zit vol met dit soort grapjes. Ik kan helaas geen moppen onthouden, maar Jetse heeft er in ieder geval voor gezorgd dat ik deze niet kon vergeten want hij heeft hem ongeveer elke dag zes keer verteld. Vaak zit de kracht van een grap in de herhaling. Dat heeft Jetse in ieder geval goed begrepen. Zodoende vroeg ik me bijna anderhalve week lang bij elke Chinees af hoe lang hij zou zijn. Ik kwam elke keer weer tot een meter of anderhalf. Soms iets meer, soms iets minder. Het bleef natuurlijk gokken want om nou elke Chinees op te gaan meten is a) niet te doen en b) een beetje respectloos. Zeker als je zelf een meter drieënnegentig bent.

hainanstrandHainan is een eiland, net onder het vasteland van China. Het wordt het ‘Oxygen Paradise’ genoemd maar ik neem aan dat dit in vergelijking met, pak ‘m beet, Peking is want ik voel geen verschil met, bijvoorbeeld, Texel. Er staan gewoon heel veel bomen wat voor mensen uit China dus gelijk staat aan het permanent dragen van zuurstofflessen. Vorig jaar dacht ik, nadat ik navraag had gedaan bij mensen die er al geweest waren, dat ik echt naar een paradijs vertrok. Palmbomen, witte stranden, blauwe zee, je kent het wel. Zelfs in het vliegtuig werden we getrakteerd op een promo, of liever gezegd, een keihard Noord-Koreaans propagandafilmpje over het eiland. Daarin verschilden de beelden die ik al in mijn hoofd had niet veel van wat ik op het kleine vliegtuigschermpje zag. Ik was echt onderweg naar de hemel op aarde. Een zuurstofrijke, schone en groene hemel.

Groots was dan ook mijn verbazing (en teleurstelling) toen het Kowloon Hotspring Resort een soort kruising was tussen een flatgebouw en een met neonverlichting versierde hoerenkast. De omgeving was al niet veel inspirerender; overal waar je keek lag zooi. Huizen, of vier muren met een golfplaten dak, wisselden elkaar af met bergen afval, vieze smerige slootjes en portiekjes waar ze autobanden verkochten. Of onderdelen van wasmachines. Er stonden wel bomen. Dat dan weer wel. Niet dat je er meer lucht door kreeg, want dat werd vakkundig tegengehouden door het toilet dat niet goed doortrok op kamer 1307. Mijn kamer dus. Ik denk niet dat ik hoef uit te leggen dat het niet helemaal was wat ik er van had tsingtaoverwacht. Nee, ook de negen ritten die we wonnen konden daar niet veel verandering in brengen. Het enige wat dat wel deed was Tsing Tao, de biersponsor van de ronde. Maar daar moest je zoveel van drinken voordat je überhaupt in een beschonken toestand kwam, dat het ’s nachts opstaan om veertien keer het toilet te bezoeken, dat nog steeds niet doortrok, op een gegeven moment zwaarder begon te wegen dan het plezier van dronken worden. Nee, Hainan en ik waren geen goed huwelijk.

Toch ben ik er weer geweest. Zelfde hotels, zelfde bende, zelfde toiletten, zelfde problemen met toiletten en dit keer niet de ene overwinning na de andere. Het ene jaar is het andere niet, zoveel is wel duidelijk. Ook al is Hainan hetzelfde gebleven (nee, ik heb nog steeds geen huis gezien dat volledig is afgebouwd), de teller bleef steken op één. Als in 1. Ik had mijn beeld voor vertrek natuurlijk al wel bijgesteld; ik wist wat ik zei toen ik besloot toch maar weer te gaan en ik wist dat het Cactus Resort in Sanya er in het echt niet zo uitzag als op de plaatjes van de website. Ik had ook vernomen dat er sterkere ploegen mee zouden doen dan vorig jaar, maar je hoopt stiekem natuurlijk dat je de stunt van vorig jaar zou kunnen herhalen. Maar goed, ik vond het al heel wat van mezelf dat ik de hotels eigenlijk best mee vond vallen, het eten wel te doen vond en me niet zo ergerde aan Chinezen die meenden dat ik best wel Mandarijn kon verstaan. En ik maar uitleggen dat het enige wat ik sprak ‘Honkie Tonkie Shanghai’ was. “Ah! Shanghai 從從ㄜㄗㄆㄔㄐㄋ ㄐㄗㄊㄖㄋㄙㄨㄍㄩㄋㄜㄠㄋㄝㄠㄎㄝㄍㄣㄋㄟㄣㄊㄦㄋㄣㄊㄜㄨㄋㄙㄋㄘㄊㄨㄋ ㄨ!!!” Oké, laat maar.

Het zit allemaal tussen de oren. Je hoort het vaak maar ik had in een jaar tijd zo mijn verwachtingen bij kunnen stellen dat ik, tussen de bergen puin, af en toe een glimp opving van het paradijs. Ik kon de regenwouden best wel waarderen en zag ik nou een stukje blauwe zee? De organisatie had ons, net als vorig jaar, voorzien van een gids. Eentje die Engels sprak en een beetje aan manusje van alles was: Hij hielp ons bij het inchecken, voorzag ons van informatie over de vertrektijden van het konvooi en ging mee boodschappen doen. Leuk mannetje, studentje en voor de tweede keer aanwezig bij de ronde. Vorig jaar was hij het hulpje van de dopingcontroleur (wat hij minder zwaar vond dan dit jaar want de dopingcontroleur sliep graag uit, dus hij ook) maar nu moest hij elke dag om half zeven in de lobby van het hotel aanwezig zijn om ons te assisteren. Benny was zijn naam en Benny z’n ogen werden met de dag kleiner, wat ons dan weer deed twijfelen of hij überhaupt nog wel íets zag? Jetse had daar nog wel wat grapjes over maar die ben ik dus weer vergeten. Benny hield van Michael Jackson (“He’s a genius”), Take That (“Best band in the world”), computergames en van zijn vriendin. Die had ie wel al zes maanden niet meer gezien vanwege school want zij zat namelijk op een school die niet echt in de buurt was. Uurtje of vier vliegen. Benny was twintig jaar oud maar leek twaalf want Benny was, naar ik gokte, een meter tweeënveertig. Zijn badge, waar ‘Translator’ op stond, bungelde ergens tussen z’n knieën terwijl mijn badge, waar ‘結果⼿手冊喔 投票嗎’ op stond, tot net onder m’n borstbeen kwam. Maar Benny was een schatje. We hadden na drie dagen onze eigen ‘handshake’ en hij leerde mij Chinese scheldwoorden die ik, net als moppen, niet kon onthouden. Als Benny het zei, leek het ook helemaal niet alsof het een scheldwoord was maar meer een huwelijksaanzoek. Zo’n kereltje dus.

Een van de laatste avonden werd ik samen met Benny gevraagd om even een gesprekje te komen voeren met de organisator van de koers want die wilde graag weten wat er aan de koers verbeterd kon worden. Zouden meer organisatoren moeten doen. Hij vroeg of ik het naar mijn zin had (“Zeker wel, ik kom graag terug”), wat ik van de wegen in Hainan vond (“Breed”) en wat het verschil was tussen deze koers en, laten we zeggen, de Tour de France (“Euhm….”)?

Na dit gezellige onderhoud waarin ik nog een kopje thee kreeg aangeboden, bleef ik nog even zitten met Benny. Beetje praten over vrouwen en die laatste prangende vraag die me al een week bezig hield. Want Benny, dat kon toch niet zijn echte naam zijn? Ik wist dat de meeste Chinezen een tweede, Engelse, naam hebben omdat hun eigen naam net zo moeilijk uit te spreken is, laat staan onthouden, als een willekeurig Chinees scheldwoord. Dus nadat Benny klaar was met vertellen waarom zijn vriendin zo mooi was (ik smolt hoor) vroeg ik hem wat z’n echte, Chinese, naam was? “Hoe Lang”.

Ik ben dus een meetlint gaan pakken bij de mecaniciens, heb Benny opgemeten en hij bleek een meter drieënvijftig te zijn. Dus, Jetse Bol en pap, fuck jullie! Ik weet het namelijk! Hoe Lang is een Chinees en hij is een meter drieënvijftig, hij houdt van een dode zanger, een hele slechte boyband, heeft een LAT-relatie, draagt een T-shirt van de Teenage Mutant Ninja Turtles en is mijn kleine vriend uit Hainan.

Grootste overwinning van het rondje.

Michiel Elijzen
Laatste berichten van Michiel Elijzen (alles zien)