Beek, 27 juni 2010. Het Wilhelmus klonk. Op het podium stonden drie jonge wielrenners: een van hen was de nieuwe Nederlands kampioen, de andere twee waren verliezers. Aan de rechterkant van de winnaar stond Pieter Weening driftig zijn tranen weg te vegen. Links van de kampioen stond Lars Boom met een bronzen medaille om zijn nek en een blik in zijn ogen die deed vermoeden dat hij die medaille na afloop direct in tweeën zou breken, of bijten. Hoe dan ook, er ging iets kapot, zoveel was duidelijk.

Tussen de Rabomannen in stond een renner in het shirt van de Duitse Milramploeg. Hij had zijn ogen neergeslagen en gedurende het Wilhelmus lachte hij af en toe even. Er kwamen allemaal soorten lachjes voorbij: opgeluchte, ongelovige, blije, gemene, ontroerde, charmante en verlegen. Maar het leek vooral alsof Niki Terpstra daar op dat podium nog altijd niet kon geloven dat hij in zijn Milramtruitje negentien man van de Raboploeg achter zich had weten te houden. De verslaggever had het hem net verteld, dat hij in de finale niet alleen tegen Weening had gestreden, maar dat voormalig kampioenen Lars Boom en Koos Moerenhout hem ook op de hielen hadden gezeten. Terpstra keek een beetje verbaasd, alsof hij zelf ook niet had verwacht dat hij van die twee had kunnen winnen.

De tranen van Weening waren begrijpelijke tranen. Hij begon al boos aan het NK, omdat niet hij maar Bram Tankink was opgeroepen als vervanger voor Laurens ten Dam in de Tour. Een allrounder voor een klimmer, en niet een klimmer voor een klimmer. Niet gek dat Weening zich daarover verbaasde, en zich boos maakte, want bestaat er voor een wielrenner een grotere teleurstelling dan niet naar de Tour mogen? (Greg Henderson schreef er een prachtig stukje over.) In gedachten reed Weening natuurlijk al lachend en harkend de Tourmalet op, met Menchov en Gesink in zijn wiel. En ik had me er ook al op verheugd om Weening weer met een enorm verzet de Alpen te zien bedwingen.

Ten Dams plek ging echter naar Tankink en Weening wilde revanche. Gedreven door boosheid reed hij weg met Terpstra: ze gingen het met z’n tweeën uitmaken. Maar toen kwamen daar opeens, op het allerlaatste moment, Moerenhout en Boom aangescheurd. Twee ex-kampioenen die zichzelf hadden laten verleiden tot een potje blufpoker. Weening begreep dat Boom eraan kwam om de overwinning op zijn naam te schrijven. Maar toen Terpstra de sprint aanging en Weening achterom keek, realiseerde hij zich net te laat dat Boom het niet gingen redden. En omdat hij achterom had gekeken, had ook Weening zelf de slag gemist: hij wachtte te lang en Terpstra was te sterk. Weening kon het niet, of deed het niet. Woedend sloeg hij zijn stuur doormidden, want hij had nu niet alleen de Tour gemist, maar ook het rood-wit-blauw.

Drie mannen op een podium, elk met een eigen verhaal. En toen het Wilhelmus klonk, Niki zijn duizend lieflijke lachjes lachte en Boom chagrijnig kijken tot een kunst verhief, liepen daar de tranen over de stoere Friese wangen van Weening. En ik vond het sneu voor hem, had het hem gegund, maar was stiekem ook blij: de kampioenstrui zou meegaan naar Frankrijk.

Lidewey van Noord
Laatste berichten van Lidewey van Noord (alles zien)