Van de laatste vijftien Rondes Van Vlaanderen zag ik er eentje niet thuis, voor de buis.

Op zondag 8 april 2002 vertoef ik op trainingsstage in het Spaanse Salou. Die namiddag staat er geen training op het programma: de zoektocht naar een café met koers begint. Geen evidentie, zo blijkt.

(Nog groter is mijn teleurstelling één jaar later, wanneer ik tijdens Milaan-Sanremo in Sicilië verblijf. Kennelijk houden de tifosi meer van Michael Schumacher dan van Paulo Bettini. Mijn hart bloedt.)

Pas omstreeks de klok van vier weerklinkt Michel Wuyts’ stem in de verte, in één of andere Casita Belgica. Het voelt als thuiskomen.

Een koersupdate: op de Taaienberg, met nog vijftig kilometer voor de boeg, nemen Peter Van Petegem en Johan Museeuw de koers in handen. Met enkele stevige lendentrekken zitten ze allebei snel in het wiel van Tafi, Hincapie, Sörensen, Cassani en Missaglia. Die vijf hadden op de Steenbeekdries al de kat de bel aangebonden.

Op elke helling voeren Museeuw en Van Petegem de forcing. Om beurten counteren ze iedere aanval tot aan de Muur. Die aanvallen komen vooral van Tafi. In de laatste 25 kilometer probeert de zesendertigjarige Italiaan vijf keer weg te geraken. Telkens tevergeefs.

De koers ligt in zijn definitieve plooi: met zijn achten trekken ze richting Meerbeke – in een ver verleden nog het eindpunt van De Ronde.

Tenzij er nog iets gebeurt op De Muur. Museeuw probeert het als eerste. Van Petegem neemt over, maar boven op de Kapelmuur moet Tafi niet meer dan enkele fietslengtes laten. Het valt opnieuw stil. De wind zit pal op kop.

Op acht kilometer van de streep probeert Van Petegem het een tweede keer. In het zog van tientallen motoren trekt hij alle registers open. Weer wordt hij genekt door de wind. De Zwarte van Brakel zet vanaf nu alles op zijn spurt.

Of het zo ver komt, ziet u hieronder.

Ken Lambeets