De Mart

Ieder jaar in juli kijken wij in de avond naar Mart Smeets in onemanshow De Avondetappe. In die periode, maar eigenlijk altijd, is Mart Smeets een dankbaar onderwerp van gesprek. Op feestjes en partijen, bij de koffieautomaat en in het café.

Er is al genoeg  gezegd over Smeets’ arrogantie, vaste zinsconstructies, lapjeshemden en natuurlijk zijn flink geproportioneerde lichaam. Daarom zal ik dat niet doen. Nee, ik begeef mij liever búiten de gebaande paden.

Nou vooruit, één voorbeeld dan van Smeets’ pedante gedrag. Voor mijn boek over oud-schaatser Jan Ykema belde ik De Mart. Smeets begon erg vriendelijk. Nadat ik hem de reden van mijn telefoontje had verteld, was zijn reactie: ‘Je mag me alles vragen’. Ik begon daarom met de meest open vraag denkbaar: ‘Wat voor een sportman was Jan Ykema?’ Het antwoord luidde ‘Een Pietje Bell op schaatsen’. Leuk antwoord, zonder meer. Maar mijn vervolgvraag (‘Wat bedoelt u daarmee’, uiteraard gesteld met de bedoeling voorbeelden te krijgen) wekte direct wrevel bij De Mart: ‘Ja hallo. Je moet wel je klassiekers kennen.’ U begrijpt dat ik niet heb gezegd dat ik heus wel wist wie Pietje Bell was.

Volgens mij is het probleem van Smeets helemaal niet zijn arrogantie. Natuurlijk, hij is het wel, maar dat hoeft geen probleem te zijn. Smeets’ probleem is het feit dat hij het allemaal veel te mooi vindt. De sport bedoel ik en de bijbehorende sportlieden. Op het moment dat een sporter begint te praten, begint het brein van Smeets op volle toeren te draaien. Hij verzint direct zelf antwoorden en ook alvast op vragen die hij nog niet heeft gesteld. Zo gebeurt het keer op keer dat een sporter nog in zijn openingszin zit, maar dat Mart het alweer overneemt. Mart is té enthousiast, vindt het té mooi en is onmachtig zijn lust tot zelf antwoorden te beteugelen. Het is ongetwijfeld al talloze keren tegen hem gezegd door een eindredacteur, maar Mart kan er niets aan doen. Best aandoenlijk eigenlijk, maar ook heel irritant. Het is een vorm van incontinentie waarbij geen luier helpt. Ook geen hele grote.

Wilfried de Jong heeft er ook een handje van. Tijdens een vraaggesprek met Theo Bos en Jean-Paul van Poppel zou Bos juist vertellen of hij denkt Milaan -San Remo ooit te kunnen winnen en plots roept De Jong naar Van Poppel: ‘Jij hebt hem nooit gewonnen hè!’ Toegegeven, De Jong stelt betere vragen dan Smeets en hij heeft iets meer geduld, maar lang niet genoeg om de sporter ècht zijn verhaal te laten vertellen. Je ziet aan De Jong wanneer hij op het punt staat in te breken. Hij lurkt eerst even aan het rietje dat uit zijn flesje limonade steekt (vorm van omgericht gedrag, bekend uit de gedragsbiologie, wordt vertoond door dieren die zich in een spannende situatie bevinden), leunt iets naar voren en daar gaan we weer: de inbraak is een feit. En dus zitten we te luisteren naar wat Wilfried de Jong denkt wat er in het hoofd van zijn gast omgaat en waarom hij denkt dat deze zo vaak te vroeg aangaat in de finale van een wielerkoers.

En dan Jack van Gelder. Van Gelder poneert tijdens een interview een stelling, licht die uitvoerig toe en zoekt vervolgens bevestiging bij zijn gasten. Deze zouden eenvoudig kunnen volstaan met een ‘Ja’ of ‘Inderdaad’, maar meestal doen ze dat niet, uit respect voor de kijker.

Maar Van Gelder gaat nog verder: hij heeft zelfs erotische gedachten als hij met een voetballer als Wes of Raf praat. Dat is geen incontinentie, maar een soort permanente geestelijke erectie.

Ik zou de heren aanraden eens te kijken naar het mooiste wielerprogramma van de laatste jaren: De Flandriens, uitgezonden door het Belgische Canvas. Het is zo’n ongelooflijk mooi document omdat je constant ademloos luistert naar de verhalen van mannen als De Vlaeminck, Merckx, Maertens, Museeuw en Boonen. En weet je wat interviewer Michel Wuyts doet? Eigenlijk heel weinig. Hij stelt gewoon af en toe een vraag. Wat ie daarna doet? Luisteren.

En Wuyts laat ons meeluisteren.


Menno Haanstra