Timo_roosenHet roer moest om bij team Lotto NL- Jumbo. Na de initiële vreugdedans bleek men toch wat omlaag te moeten in budget. En minder geld betekent minder vedetten: Lars Boom vertrok. Bauke Mollema vertrok. Dus kwam er onverwachts ruimte vrij voor jonge honden. Timo Roosen is zo’n jonge hond. Hetiskoers vroeg hem in een exclusief interview de oren van de kop. We spraken over zijn verleden, over zijn toekomst, over doping, over slagen en mislukken, over kwakken uitdelen en over bier. Timo blijkt een goedgebekte neoprof te zijn. Onervaren maar niet naïef.

Na een wielerseizoen vol reuring met ploegen die kwamen en gingen beseft Roosen zich goed dat hij zch in zijn handjes mag wrijven met zijn profcontract: ‘Ik heb redelijk wat geluk gehad, dat besef ik me goed. Ik hoorde tijdens de Tour de l’Avenir al dat LottoNL geïnteresseerd was.  Daarvoor sprak ik ook al met Roompot, maar eigenlijk wilde ik nog een jaartje belofte blijven om door te kunnen groeien. Toen LottoNL kwam en echt concreet werd vond ik dat die kans moest grijpen’.
21 jaar is ie pas en voor het grote publiek een onbekende. Roosen stelt zich voor: ‘Ik ben een 21-jarige renner die vorig jaar voor het eerst bij de Rabo-Development ploeg reed. Ik ben goed in het heuvelwerk en kan aardig sprinten, maar eerlijk gezegd moet ik mezelf nog ontdekken.’

Je hebt van die renners waarvoor prof worden eigenlijk een formaliteitje is. De Robert Gesinks en Wilco Keldermannen van deze wereld. Timo Roosen behoort echter niet tot de categorie supertalent. Roosen past wellicht beter in het rijtje: Dennis van Winden, Jetse Bol, Coen Vermeltfoort. Allemaal relatief onbekende renners voor ze professional werden en inmiddels allemaal gedwongen een stapje terug te doen. ‘Ik ben inderdaad geen supertalent en denk wel na op welke manier ik er voor kan zorgen dat ik niet in dat rijtje terecht kom. Desondanks heb ik het idee dat ik nog kan groeien als renner. Ik ben pas begonnen toen ik 12 was en heb eigenlijk heel lang geen goede uitslagen gereden. Ik modderde maar wat aan. Pas vanaf de junioren kreeg ik in de gaten dat het misschien wel iets kan worden. Het grote verschil tussen mij en vele leeftijdsgenoten die het niet gehaald hebben is dat er bij mij nog veel meer rek in zit. Ik heb heel veel man ingehaald, simpelweg door ieder jaar een beetje beter te worden. Ik ben inderdaad niet zo’n beest als Danny (van Poppel, red.) maar ben eigenlijk pas dit jaar, onder leiding van Grischa Niermann (coach, red.) als serieuze atleet gaan trainen. Je ziet in mijn prestatiecurve en de vermogens die ik wegtrap dat ik een spectaculaire ontwikkeling heb doorgemaakt dit jaar. Ik hoorde bij de testjes die we doen tot een van de beteren van de ploeg en heb dus eigenlijk wel vertrouwen dat het er in zit’.

Eerlijk is eerlijk. Roosen reed dit jaar een aantal aardige uitslagen die zijn kersverse neoprofstatus rechtvaardigen. Hij stak voor de eerste keer zijn neus aan het venster tijdens de meerdaagse koers Triptyque en de Franse wedstrijd Tro Bro Leon. Roosen: ‘Die koersen waren voor mij echt een eyeopener. Tro Bro Leon is een 1.1. koers dus daar reed ik tegen de profs. Ik merkte toen dat ik niet onder hoefde te doen voor de grote mannen en kon tot ver in de finale serieus meedoen.’.

Bij hetiskoers houden wij van echte koers, van slijm rond de bakkes, van het betere beuk en smijtwerk. Roosen is daar ook niet vies van: ‘Ik hou wel van een flinke kwak op zijn tijd. Ik kan redelijk sprinten en een sprint rijden zonder te kwakken is eigenlijk bij voorbaat kansloos. Ik ben overigens geen roekeloze kamikazepiloot.  Ik hoorde vorig jaar wel eens verhalen dat de Russen echt als malloten door het peloton reden. Wat dat betreft kunnen zowel de Russen als de Italianen er wel wat van. Soms is het maar beter bij hen uit de buurt te blijven’.

Ook het D-onderwerp gaat Roosen niet uit de weg. Hij is zelfs vrij uitgesproken: ‘Ik ben volledig anti-doping. Ik denk echt dat het tegenwoordig mogelijk is om zonder doping een goede prof te zijn. We hebben dit jaar uitgebreid over doping gesproken met Grischa Niermann . Als hij dan uit de doeken doet hoe het voelt om tegen je vrouw en kinderen te vertellen dat je hebt gelogen dan maakt dat echt veel indruk. Je ziet overigens ook aan klimtijden en de gereden snelheden dat doping langzaam aan het verdwijnen is.’

Roosen is stellig als we hem vragen of hij ooit met doping is aanraking is gekomen: ‘Nooit. Helemaal nooit. Ik lees en hoor alleen verhalen over Tramadol (een pijnstillend middel dat niet op de dopinglijst staat, red.) maar ben ook daar mordicus tegen. Ik vind het zelfs gevaarlijk om half verdoofd door pijngrenzen heen te fietsen. Die grenzen zijn er niet voor niets’.

Over grenzen gesproken: wielrenners leven gedurende het seizoen als monniken. Buiten het seizoen neemt men het er echter van; Boonen en Sagen zijn twee voorbeelden van renners die in staat zijn flink door te zakken. ‘Vergeet Wiggins niet!’ vult Roosen aan. Roosen: ‘Ook ik word wel eens zat. Maar ik ben niet veel gewend dus het hakt er meestal wel vrij snel in. Na het WK zijn we nog met de hele ploeg op stap geweest, dan nemen we het er wel stevig van. Maar aan Wiggins kan ik helaas niet tippen’.

Roosen wil proberen er meteen te staan en hoopt direct uitslagen te gaan rijden: ‘Ik weet eigenlijk nog niet precies wat mijn programma gaat zijn maar ik verwacht wel regelmatig in het treintje van Hofland te worden ingezet. In principe heb ik daar geen probleem mee. Maar ik wil wel graag de ruimte krijgen om af en toe mijn eigen kans te gaan. Ik vind dat ik wel al een paar keer voor een overwinning zou moet kunnen rijden’.

Ten tijde van dit interview stond Roosen op het punt om twee weken in Portugal in de zon te gaan vertoeven. Even helemaal niks, om daarna de draad weer op te pakken. Het profpeloton is een zelfbewuste, jonge neoprof rijker. Eentje die geen blad voor de mond neemt, wel eens een kwakje uitdeelt en overtuigt is van eigen kunnen. Nog een paar maandjes wachten en dan vliegt hij er ongetwijfeld in. Onervaren, maar niet naïef.

Luuk Eliens