Jan Janssen is een held. Dat is hij ook en Jan Janssen is het daar volmondig mee eens.

We schrijven ergens begin jaren 90. Mijn vrouw Maleen staat voor de klas in Den Haag. Ik, geboren op 19 mei 1968, ben aan het afstuderen in Amsterdam. We houden van elkaar. We vestigen ons in Den Haag, drie hoog achter en krijgen twee kinderen.

Den Haag, toen, met twee kinderen. We zochten wat elders. Het werd per ongeluk Nootdorp. Ik kende begin jaren 90 Nootdorp van de filemeldingen, van de renbaan en van Jan met de bril. De eerste winnaar van de Tour.

Nootdorp, voor de annexatie-agressie van Den Haag, was toen nog een dorp. Met een geweldig verenigingsleven waarin nieuwkomers die belangstelling toonden met open armen werden ontvangen. We vonden het heerlijk en dompelden ons er in onder.

Het annexatiespook van Den Haag zorgde dat de oude dorpstwisten tussen Pijnacker en Nootdorp vergeten werden en de dorpen elkaar in de armen dreven. De nieuwe fusiegemeente Pijnacker-Nootdorp werd een feit. Om dat te vieren werd een lokale held gevraagd om een musical te schrijven over de geschiedenis van beide dorpen. Op een of andere manier danste mijn vrouw daarin, liep mijn oudste zoon op klompen en kreeg ik de hoofdrol in een belachelijk stuk waarin zo veel mogelijk momenten uit de historie van Pijnacker én Nootdorp moesten worden verteld. Met een soort tijdmachineconstructie om dat allemaal aan elkaar te praten… Op te voeren, vier keer, in de Rijswijkse Schouwburg want een theater was er niet. Na de generale repetitie bleek drie uur en een kwartier te lang om te vertellen over de boeiende geschiedenis van Pijnacker en Nootdorp. Kwartieren waarin mensen zich het afgelopen jaar elke zaterdag in hadden geoefend, werden op de dag van de uitvoering geschrapt. Couleur local.

Er is in Pijnacker en Nootdorp ook niet zo veel spannends gebeurd. Behalve dan dat in Nootdorp Jan Janssen is geboren.

Goed.

In dat hele fusiemusicalverhaal werd heel veel geld besteed aan de authenticiteit. Mooie kostuums. En Jan was gevraagd om een cameo te spelen: hij zou als burgemeester zijn zoon Jan Janssen jr. als Tourwinnaar huldigen. Jan en zijn zoon waren akkoord, zolang ze maar niet hoefden te oefenen.

De uitvoeringen duurde drie dagen. Ik schudde Jan de hand en vertelde hoe eervol ik dat vond. Een held. Ik was drie maanden oud toen hij de Tour won! Hij bietste sigaretten bij me en vertelde eindeloos anekdoten, dat ie Parijs-Roubaix won in een sprintje met Merckx ‘en die andere jongens’. Dat er ooit een gans door zijn vooruit kwam toen hij terugreed uit Frankrijk. En hoe hij wereldkampioen werd. Dat en meer, een dag lang. Heerlijk. Jan houdt van vertellen, zeker als het over Jan gaat.

We draaiden de generale repetitie. Jan speelde de rol als burgemeester die Jan Janssen huldigde en dat werd dus Jan jr. Hoewel alles qua kostuums perfect klopte, stond zijn zoon in een modern Jan Janssen-shirt.

“Jan, alles klopt maar waarom heeft jouw zoon niet jouw gele trui niet aan?”

“Jongen, ik heb er maar één gehad en die heb ik uitgeleend aan het Sportmuseum dat nu in surseance zit. Ik kan er niet bij!”

“Dus je je kan niet bij je eigen gele trui?”

“Nee jongen.”

“Maar dat kan toch niet, alles klopt hier. Je kan toch niet je zoon huldigen op het toneel in een moderne trui?”

“Sorry, jongen, Maar je hebt gelijk; de Kneet had nog zo’n wollen trui. Wacht! Ik bel Gerrie wel even”

“Als jij een echte gele trui regelt, haal ik hem morgen op.”

“Wil je dat echt doen?”

Jan pakt zijn mobiel. In een tijd dat bijna niemand zo’n ding had.

“Gré, Jan hier, ik stuur morgen een gast om een gele trui van Gerrie op te halen, want die heb ik nodig. Ja ik weet dat hij ze allemaal weggegeven heeft en dat jij de enig overgebleven trui hebt maar ik heb hem nodig. Kom hem morgen bij je ophalen”.

Ik verkijk mijn verstand.

“Dus Nico, haal hem morgen effe op. Ze staat in de slagerij van haar vader. En regel effe zo’n paardenworst want die zijn echt geweldig.”

Ik rij op zaterdagochtend voor de uitvoering naar Krommenie. Ik heb Peter, een vriend, bij me die dit een goed verhaal vindt. De slagerij van haar vader waar Gré nog steeds werkt, staat boordevol klanten. Als we aan de beurt zijn, zeg ik dat ik kom voor een gele trui.

Iedereen kijkt op.

Gré zegt : “Hij zou hem toch zelf komen halen?”

We leggen uit dat Jan verhinderd is en ons heeft gestuurd. Het kost nogal wat overredingskracht om de trui mee te krijgen. Gré vindt het niet leuk. We leggen het hele verhaal uit. Ze stemt toe als we op onze kinderen gezworen hebben dat de trui terug komt. “Die lul gaf alles weg. Wacht, ik schrijf een briefje!”

“Beste Jan, dit is de enigste die ik nog hebt, verdedig hem met je leven!!!”

En we kregen voor Jan een paardenworst. En voor ons tweeën elk een halve, want wij moesten ook beloond worden voor de lange reis. Een plastic zakje met een gele trui, een worst voor Jan en twee halve worsten voor ons.

Terug naar huis: mijn vriend Peter aait het wol. Dit is een echte! Een gewonnen echte. Zonder reclame. Maagdelijk. We rijden terug naar Rijswijk. Vanavond uitvoering.

Bij aankomst zegt Jan dat hij het geweldig vindt dat we dat hebben gedaan voor hem. Dat voelt als de wereld op zijn kop.

“Jan, ze heeft er ook een paardenworst bij gegeven. En een briefje erbij, ze wist nog hoe lekker jij die vond.”

“Geweldig dat jullie dat voor me hebben willen doen!”

Jan leest.

“Beste Jan,

Dit is de enigste gele trui die ik nog heb van Gerrie.

Verdedig hem met je leven.

Liefs,

Gré.”

Ik laat het briefje Jan zien. Hij verfrommelt het.

“Pfffff. Geweldige worst.”

(Ik ga er vanuit dat die gele trui weer bij Gré is; en ik heb het verfrommelde briefje.)

 

 

Nico Oudhof