Met een beduusde blik in zijn ogen bolt José Luis López Cerrón over de finish. De knecht uit de Zor-ploeg is zichtbaar aangeslagen. Enkele minuten eerder heeft hij op hardhandige wijze kennis moeten maken met het asfalt, waarmee de straten van Zaragoza zijn geplaveid. Een moment van onachtzaamheid? Verkeerde timing? Stuurfoutje? Te hoge snelheid? Als het achterhalen van de oorzaak van de valpartij een quizvraag zou zijn, zou López Cerrón  moeten gokken. Geen flauw idee heeft hij van wat er bij het aansnijden van één van de bochten tijdens de 11,3 kilometer lange tijdrit in de Vuelta van 1981 mis is gegaan.

Zou het concentratiegebrek zijn geweest, en was de Spanjaard met zijn gedachten nog bij hetgeen hem een dag eerder overkomen was? In de bergachtige veertiende etappe tussen Gironella en Balaguer was López Cerrón na enkele kilometers koers komen aansluiten bij Miguel Acha, die direct uit het vertrek zijn duivels had ontbonden. In het gezelschap van een derde Spanjaard, Jorge Fortià, hadden de vluchters hun voorsprong langzaamaan vergroot en na 112 kilometer koers had López Cerrón zijn twee kompanen het nakijken gegeven. De Coll de Boixols was Acha en Fortià simpelweg te machtig en López Cerrón was niet bevreesd voor de resterende 85 lange kilometers naar de aankomstlijn in Balaguer. De aanwezigheid van zijn twee landgenoten was voor de renner van Zor niet meer dan ballast. Alsof er twee bidons met lood in zijn achterzak moesten worden meegetorst. Nee, López Cerrón was de twee liever zo snel mogelijk kwijt. Bevrijd van de lastposten, en met de gratie van de favorieten die wisten dat de Spanjaard geen enkele bedreiging vormde voor het klassement, mocht de eenzame vluchter zijn voorsprong uitbouwen tot bijna een kwartier. In de laatste kilometers van zijn monsterontsnapping kon de solist zijn ritzege al uitgebreid vieren.

Nagenoeg een etmaal nadat López Cerrón door enkele Vuelta-officials naar het erepodium was geloodst, om met betraande ogen de bloemen en kussen van de Spaanse missen in ontvangst te nemen, staan diezelfde officials opnieuw aan het rood-witte Zor-shirt van de Spanjaard te trekken. Of hij opnieuw mee wil komen om als ritwinnaar in het zonnetje te worden gezet. López Cerrón twijfelt even aan zijn waarnemingsvermogen. Bij zijn val van zo-even heeft hij niet alleen het asfalt gekust, maar ook als ware hij een kat een ‘kopje’ gegeven aan een muurtje langs de weg. Tijd om de fysieke schade op te nemen was er niet. Instinctief was de aangeslagen renner na zijn val direct weer op zijn fiets geklommen en had achter de motor van de Guardia Civil zijn weg vervolgd. Veel meer dan dat kan de lichtelijk verwarde López Cerrón zich niet herinneren van de zojuist geleverde strijd met het uurwerk. Dat hij de snelste zou zijn, lijkt hem hoe dan ook hoogst onwaarschijnlijk.

Ziet de koersdirectie de consternatie in eerste instantie nog aan voor valse bescheidenheid, al snel rijzen er twijfels of de ritwinnaar die zij voor ogen hebben inderdaad wel de juiste is. José Luis López Cerrón, nou niet bepaald een erkend tijdrijder, heeft het 11,3 kilometer lange lusje rond het Parque Miguel Primo de Rivera (sinds 2010 omgedoopt in Parque Grande José Antonio Labordeta) in Zaragoza afgeraffeld in vijftien minuten en drie seconden. Aldus de officiële tijdwaarneming. Met val. Bovendien is de Spanjaard eerder gefinisht dan twee renners die, respectievelijk één en twee minuten, voor hem van start zijn gegaan. Gezien de korte afstand zijn de tijdsverschillen klein, maar López Cerrón is maar liefst 39 seconden sneller dan de nummer twee, de Fransman Régis Clère. De juryleden staan voor een raadsel en ook López Cerrón zelf begrijpt er maar weinig van. Ondertussen dreigt de Miko-Mercier-ploeg van Clère de Vuelta per direct te verlaten als haar renner op deze manier zijn verdiende dagzege wordt ontnomen.

Wat volgt is een reconstructie van hetgeen onderweg gebeurd is. Of zou kunnen zijn, want niemand kan een sluitende verklaring geven voor de opmerkelijke tijdrit van López Cerrón. De koersdirectie niet, de jury, renner en Zor-ploegleider Javier Mínguez evenmin. Televisiebeelden zijn er niet. Niet eens zozeer omdat de Spanjaard vooraf absoluut niet tot de kanshebbers behoorde in de tijdrit, de Vuelta wordt in 1981 sowieso niet of nauwelijks uitgezonden. In het Spanje kort na de dictatuur van de vijf en een half jaar eerder overleden Franco, heeft het voortbestaan van de Vuelta niet veel eerder aan een zijden draadje gehangen. Het is de latere UCI-voorzitter Luis Puig die de ronde in 1979 behoedt voor de ondergang, maar ook in de jaren die volgen is de Vuelta een ondergeschoven kindje op de internationale wielerkalender. Behalve de politieke situatie in Spanje behoren ook het naar verhouding geringe prijzengeld en het feit dat de Vuelta (tot 1995) elk jaar als eerste van de drie grote rondes wordt verreden en maar kort voor de Giro gepland staat, tot de voornaamste oorzaken van het gebrek aan populariteit bij zowel renners als volgers. De Spaanse publieke omroep RTVE ziet er dan ook geen heil in de ronde in beeld te brengen. Bovendien vinden de omroepbazen dat de renners met hun kleurrijke tricots, vol logo’s en merknamen, rijdende reclamezuilen zijn en weigeren dat in beeld te brengen.

Het maakt dat er op dinsdag 21 april 1981 niet meer dan negentig renners, verdeeld over negen ploegen, aan het vertrek staan in Santander. Twee derde van de ploegen is Spaans. Zor, Colchón CR, Reynolds, Kelme, Teka en Hueso Chocolates luiden de namen. Buitenlandse inbreng komt uit Frankrijk (Miko-Mercier), Italië (Inoxpran) en Nederland (HB Alarmsystemen, met onder anderen Jos Lammertink en Peter Zijerveld in de gelederen). Wereldtoppers staan niet aan het vertrek. Zor, met sterke Spaanse renners als titelverdediger Faustino Rupérez, Pedro Muňoz, Ángel Arroyo en Miguel María Lasa, die de Vuelta al meerdere keren op het podium heeft beëindigd, lijkt op voorhand de dienst uit te gaan maken. Landgenoten Vicente Belda (Kelme) en Marino Lejarreta (Teka) en de Italiaan Giovanni Battaglin (Inoxpran) worden beschouwd als de voornaamste uitdagers. Hun fans ten spijt, maar het is niet het rijtje favorieten waar de mondiale wielerpers in 1981 warm voor loopt, laat staan cameraploegen. Ook in Nederland zorgt de Vuelta, ondanks etappezeges van Lammertink en Heddie Nieuwdorp in de eerste week, niet voor meer dan een paar regels in de kranten. Battaglin zou de Vuelta na een kleine drie weken koersen door Spanje tamelijk onbedreigd winnen, om een maand later ook de Giro aan zijn palmares toe te voegen. Het mysterie rond de tijdrit van José Luis López Cerrón is voor hen die de Vuelta wel volgen eigenlijk spannender dan het koersverloop in zijn totaliteit.

Alsof hij een reconstructie voor een misdaadprogramma maakt, probeert wedstrijdcommissaris Alberto Gadea de onwaarschijnlijke race van López Cerrón minuut voor minuut in kaart te brengen, met hulp van alle direct betrokkenen. Meest voor de hand liggende verklaring voor de snelle tijd van de Spanjaard is natuurlijk dat hij niet de volledige 11,3 kilometer zou hebben gereden. De renner zelf is zich echter van geen kwaad bewust en ook de Guardia Civil, die de gehele tijdrit voor hem uit heeft gereden, en de ploegleiding in de auto erachter, weten niet beter dan dat het gehele parcours gewoon is afgelegd. Ook de verantwoordelijken voor de tijdwaarneming hebben niets onreglementairs geconstateerd. Gadea zit met de handen in het haar en zoekt stug door naar een verklaring. Vasthouden aan de ploegleidersauto? Iedereen ontkent. Stukje afgesneden? Geen bewijs. Ten einde raad concludeert Gadea uiteindelijk dat het haast niet anders kan dan dat López Cerrón na zijn onfortuinlijke valpartij in enigszins verwarde toestand terug op zijn fiets is geklommen en verkeerd moet zijn gereden. Zoals de Algerijn Abdel-Kader Zaaf in de Tour de France van 1950 deed, al was in zijn geval niet een valpartij de aanleiding, maar warmte, vermoeidheid en, volgens de overlevering, twee flessen wijn. Zaafs verhaal wordt nog met regelmaat opgerakeld, in tegenstelling tot dat van López Cerrón.

Een andere uiteenzetting dan deze levert het amateur-detectivewerk van Gadea niet op, ondanks dat niemand het verkeerd rijden zou hebben opgemerkt. Het wedstrijdreglement is resoluut en onverbiddelijk als het gaat om renners die niet het gehele parcours afleggen. Diskwalificatie is hetgeen de boosdoener te wachten staat. De wedstrijdcommissaris besluit echter met de hand over het hart te strijken. Volgens hem was er geen opzet in het spel. Twee minuten straftijd is, als ware het de voorloper van het poldermodel, de oplossing. Het bezorgt rechtmatige winnaar Regis Clère in ieder geval zijn welverdiende tijdritzege.

‘Maar er is meer….’ De legendarische, in 2012 overleden, voice-over Arend Langenberg bezigde die uitspraak eind jaren ’90 gemiddeld een slordige tien keer per uitzending, als hij met zijn donkere stem de reconstructies in het televisieprogramma van Peter R. de Vries van commentaar voorzag. De woorden zouden in 1981 ook al heel goed hebben gepast in de reconstructie van het mysterie van Zaragoza. Officieel bevestigd is het niet en zal het ook nooit worden, maar niet lang na de tijdrit doken er geruchten op dat de Guardia Civil de hand zou hebben gehad in de spectaculaire eindtijd van José Luis López Cerrón.

Kort terug naar de situatie in Spanje in 1981 en de succesvolle solo van de knecht uit de Zor-ploeg naar Balaguer. López Cerrón droeg zijn overwinning direct na afloop op aan de nabestaanden van de slachtoffers van twee gelijktijdige terreuraanslagen in Madrid en Barcelona door de links-extremistische beweging GRAPO, een dag eerder. Enkele hooggeplaatste politiefunctionarissen kwamen bij de bomexplosies om het leven. Het gebaar van de renner werd zeer gewaardeerd door de Guardia Civil, die de ritwinnaar meermaals bedankte voor zijn steunbetuiging. Bewezen is het nooit, maar na de tuimelpartij in de tijdrit zou, aldus de op volle toeren draaiende geruchtenmachine, de motard van de Guardia Civil als teken van dankbaarheid, dan wel uit medelijden om die ongelukkige val, of misschien een combinatie van beide, López Cerrón via een kortere weg naar de aankomstlijn hebben geloodst. Zonder diens medeweten of dat van Zor-ploegleider Mínguez. Cadeautje, dat de renner door commissaris Alberto Gadea onmiddellijk weer werd afgepakt. Niet dat deze theorie bewezen is en zo een einde zou kunnen maken aan het mysterie van Zaragoza in de Vuelta van 1981. Voor hetzelfde geld wist de motoragent de weg niet en week per ongeluk van het parcours af. De waarheid zal ongetwijfeld nooit boven water komen. Net als bij dat andere mysterie in de wielergeschiedenis, waar José Luis López Cerrón bij betrokken was.

López Cerrón, sinds 2012 voorzitter van de Spaanse wielerbond, was het die iets meer dan negenentwintig jaar na die Vuelta met zijn auto de parkeerplaats van beenhouwer Javier Zabaleta in het Baskische stadje Irún opdraaide. Nonchalant stapte hij uit, gooide het portier achter zich dicht en wandelde de slagerij binnen. Op zijn gemak wierp hij een blik op het assortiment, koos een paar sappige biefstukken uit en rekende af. Terug in zijn auto zette hij meteen koers naar Pau. Naar de Tour de France van 2010, die er neer zou strijken voor de finish van de zestiende etappe en aansluitend de tweede rustdag. Naar zijn vrienden bij de Astana-ploeg, die José Luis hadden gevraagd wat vlees mee te nemen uit Spanje, omdat het eten in de Franse hotels beneden alle peil was. Biefstuk wilden ze, de renners van Astana. Vandaar dat José Luis een paar malse exemplaren had buitgemaakt bij de beenhouwerij van Zabaleta. Eén daarvan zou diezelfde avond op het bord van Alberto Contador belanden…

 

Bronnen:

Vincent de Lijser