4 Augustus 1914. Het Duitse leger valt zonder formele oorlogsverklaring Luxemburg en België binnen. Bij de forten van Luik, verdedigd door de Derde Divisie, wordt zwaar gevochten. Koning Albert I is niet van plan zijn land zonder slag of stoot aan Keizer Willem II over te dragen. De Duitsers, die verwachten makkelijk hun verzochte doorgang naar Noord-Frankrijk te krijgen, raken door de tegenstand gefrustreerd. Het Von Schlieffen-plan dat de aanval op Frankrijk miniteus beschrijft, moet leiden tot een bezetting van Parijs binnen 40 dagen. De heftige Belgische tegenstand leidt tot gevaarlijke vertraging. De Duitse frustratie wordt botgevierd op de burgerbevolking; Visé wordt gebrandschat, bijna 40 inwoners gefusilleerd, Leuven inclusief de prachtige bibliotheek wordt in de as gelegd, 250 inwoners laten het leven en in het ook brandende Dinant worden bijna 700 mensen vermoord. Aarschot, Zemst, Dendermonde, de lijst met geteisterde plaatsen is lang. De burgerbevolking vlucht massaal; al in augustus nemen tienduizenden de wijk naar de provincie Limburg in het neutrale Nederland.

mobilisatieNederland zit in een lastig pakket. Het wil kost wat kost neutraal blijven en past de regels van het internationale recht dan ook star toe. Anderzijds wil het een gastvrij vluchtoord zijn voor de ontheemde Belgen. De overheid aarzelt maar het particuliere initiatief is overweldigend. Als later het Beleg van Antwerpen start, is het vluchtelingenhek pas echt van de dam. Koningin Wilhelmina roept in haar Troonrede op de vluchtelingen met open armen te ontvangen en de regering plaatst zich eindelijk aan het hoofd van de particuliere initiatieven. Na de val van Antwerpen ziet Nederland met zijn 6 miljoen inwoners zich gesteld voor de opvang van ruim 1 miljoen Belgische vluchtelingen. Het gaat eerst alleen nog maar om burgers maar daarna ook over Britse soldaten en circa 40.000 Belgische militairen die na de val van Antwerpen afgesloten raken van de rest van het Belgische leger.

Velen nemen Belgen op in hun eigen huis maar de toestroom is eenvoudig te groot. En voor de gevluchte militairen bestaat maar één mogelijkheid: op basis van Internationale Conventies moet het neutrale Nederland hen gevangen nemen. De regering is nu echt aan zet. Premier Cort van der Linden verordonneert de bouw van interneringsoorden. In onder andere Harderwijk, het Friese Gaasterland, Oldebroek en Kamp Soesterberg bij Zeist worden eerst leegstaande militaire gebouwen gebruikt en in rap tempo barakken gebouwd. De ‘hulpbehoeftige, onfatsoenlijke en/of criminele’ burgervluchtelingen vinden onderdak in onder meer Nunspeet, Ede en het Brabantse Uden (vanaf februari 1915). Om vluchtelingen die niet in eigen levensonderhoud kunnen voorzien toch in deze kampen te lokken, wordt de gratis voedselverstrekking buiten de kampen gestaakt.

De maatregelen sorteren effect; al eind oktober verkiest een groot deel van de Belgen terug te keren naar huis. De Duitse bezetter geeft garantie dat hen niets overkomt. In totaal ruim 100.000 Belgen zullen voor de duur van de oorlog in Nederland blijven. De militairen hebben echter geen keus: ze worden geïnterneerd. 7000 Belgische militaire ontsnappen door burgerkleding aan te doen en voegen zich via lange omzwervingen bij de Wacht aan de IJzer. Chaos in Nederland,

Zowel de opvang in civiele kampen als de militaire kampen zijn als het ware grote dorpen, vaak veel groter dan de plaatsen waartoe zij feitelijk behoren. Zo telt Harderwijk in 1914 ongeveer 7500 inwoners terwijl in het kamp 14.500 militairen geïnterneerd zijn, Uden telt 5500 inwoners en verdubbelt ruim met 7000 nieuwelingen. Met name in de beginperiode vervelen de bewoners van de kampen zich stierlijk. Het Hollandse eten (Béton Armé) blieft men niet, men voelt zich opgesloten en in het strenge militaire kamp Zeist onder leiding van Commandant Knel (what’s in a name?) leidt de onvrede over de kantineprijzen op 2 december 1914 tot opstand. De Marechaussee krijgt bevel te schieten en het trieste resultaat is 8 Belgische doden en 18 gewonden. Een golf van verontwaardiging gaat door Nederland en de regering ziet zich genoodzaakt het regime in de kampen te versoepelen. De bewoners krijgen meer en meer privileges, mogen onder voorwaarden buiten het kamp werken en worden, met eigen hulp, uitgerust met de voorzieningen die bij een dorp horen. Er worden kerken, ziekenzalen, bibliotheken, theaters, werkateliers en scholen gesticht. Vele duizenden Belgen leren tijdens hun verblijf lezen. Er worden, naar goed Belgisch gebruik, verenigingen gesticht. Tijdschriften zien het licht zoals het tweetalige Inter Nos Revue in kamp Harderwijk. Turnclubs, voetbalverenigingen (de Engelse militairen geïnterneerd in Groningen komen regelmatig op bezoek en winnen; de succesvolle club Quick is daar een overblijfsel van), atletiekverenigingen zien het licht, de kaatsers meten zich in bijvoorbeeld Franeker Sint Jacobiparochie en Leeuwarden met de Friezen en in Uden en Harderwijk wordt een wielerbaan aangelegd. Het kon niet uitblijven.

De baan in Uden

Wielrennen in Nederland in 1914? Natuurlijk, rond de eeuwwisseling was Jaap Eden een internationale held die jaarlijks liefst 40.000 gulden bij elkaar fietste en schaatste. Jonkheer Bosch van Drakestein, die een oorlog later een nogal dubieuze rol zou spelen, was een verdienstelijk amateur. Maar het verbod van 1905 op het organiseren van wedstrijden op de weg leidt tot een donkere periode voor het Nederlandse wielrennen. Ter illustratie: het NK 1914 op de weg werd georganiseerd in Brussel.

De Nederlanders verwonderen zich over de Belgische geestdrift. ‘Vluchtoord Vooruit’ in Uden organiseert op haar 300 meter baan op zondagmiddag amateurkoersen. In Harderwijk wordt eerst een provisorische baan gebouwd, die in augustus 1917 binnen 14 dagen door Belgische genietroepen wordt vervangen door een heuse 400 meter baan, de enige in Nederland. Met vele duizenden staan de kampbewoners langs de baan. Het is koers! Wie nu de restanten van de wielerbaan in Uden bezoekt, inmiddels midden in het bos, kan zich er nauwelijks een voorstelling bij maken. In Harderwijk is helaas niets meer te vinden maar dankzij het kampblad Inter Nos Revue kunnen we een prima beeld reconstrueren.

Het eerste nummer van dit tweetalige blad verschijnt op 15 mei 1916. Het blad heeft tot doel de bewoners elke 2 weken te informeren over het kampleven en kent vaste rubrieken met moppen waarin niet zelden de stereotypen rond Ollanders op de hak worden genomen; het moet ook vreemd zijn geweest, die stijve, vrome Harderwijkers op de Bible Belt van Nederland, de Veluwe, waar door de week niet veel maar op zondag noodgedwongen niets gebeurde. Toch toont menig ballade of gedicht dat Veluwse meisjes best doelwit willen worden van Belgische avances. Vaste rubrieken over wetenschap en kunst dienen tot stichting van de bewoners, verslagen over toneelavonden vormen ook een steeds terugkerend onderwerp. Maar de laatste pagina’s gaan steevast over sport en wielrennen speelt daarin een hoofdrol. En bijzonder: geen pagina gaat over de actuele oorlog.

Het blad ontwikkelt zich door de tijd heen van een vodje naar een magazine van zo’n 35 pagina’s waarin driftig door bedrijven uit heel Nederland wordt geadverteerd. Tien pagina’s advertenties en meer zijn normaal en ook buiten het kamp kent het blad vele abonnees. Maar dit verhaal gaat ons om het wielrennen; in het eerste nummer worden de heren J. Somers en U. Anseeuw genoemd als de verantwoordelijken voor het wielrennen in het kamp. Urbain Anseeuw is als geïnterneerd soldaat een gevierde man in het kamp dankzij zijn 2de plaats in de Ronde van België voor amateurs, vlak voor het uitbreken van de Groote Oorlog. Daarnaast is hij schoonbroer van de gebroeders Buysse, het roemruchte wielergeslacht uit Wontergem dat een Tourwinnaar zal kennen.

2 oktober 1916. Ruim 2500 man dringen samen rond de wielerbaan om de Grand Prix La Belgique te aanschouwen. Deze uurkoers voor liefhebbers wordt gewonnen door De Rijck met een gemiddelde van 29,040 km/h. Naast de nodige premies verdient De Rijck een fietsband, beschikbaar gesteld door de rijwielhandel Dronk in Harderwijk. Tevens verdient hij een cryptische opmerking in Inter Nos: “alleen ‘Fair’ rijden behaalt de meeste symphatieën (Wij hopen dat dit volstaat)”. Vervolgens start de Aflossingskoers (“op Amerikaansche wijze”) waaraan de Belgische kleppers zich meten met de Nederlandse. Urbain Anseeuw en Jan Somers rijden de Nederlanders Biezembos en Deuts op een volle ronde van 340 meter. Het publiek breekt de tent af. De winnaars rijden in 50 minuten 31,680 kilometer.

velodromeharderwijk

Ter gelegenheid van de naamdag van Koning Albert 1 geven de autoriteiten eind november toestemming voor een heuse wegkoers met ploegen over de Veluwe. De nieuwelingen Van de Velde en De Meyer maken grote indruk. “Pas op, Van Hauwaert!” luidt het advies aan de grootste Belgische renner van dat moment.

Het seizoen 1917 komt wat laat op gang. “Leon” schrijft een verslag over de 24-uurskoers in Bergen op Zoom waar 3 militairen uit Harderwijk mee mogen doen. Kampkampioen Anseeuw stelt kennelijk zwaar teleur en krijgt er stevig van langs. Het Nederlandse koppel Blekemolen/Van Eck wint de koppelkoers voor de Belgen Alphons Spiessens en Wouters op een wijze die de schrijver niet bevalt: “Gelukkig wordt er na den oorlog ook weer in België gereden”. Spiessens, (28-12-1888, Boom) is geen krabbelaar. Al voor de oorlog is hij 3 jaar prof in Franse dienst. In 1908 wordt hij al 12e in LBL, een jaar later 3e bij het BK op de weg, en in de Tour de France van 1912, ’13 en ’14 wordt hij respectievelijk 10e, 6e en 7e. Hij wint in 1915 de zesdaagse van Brussel. Dat laatste is bijzonder, want het is volstrekt onduidelijk hoe hij er dan in slaagt om in 1917 in Nederland te koersen… Hij zal toch niet met fiets en al over D’n Draad geklommen zijn?

Amsterdammer Cor Blekemolen heeft ook een palmares: 3e op het NK 1912, 1e WK Halve fond 1914, Winnaar Brussel-Luik. Amateurprijzen maar toch. De hardnekkig eerst Van Eck genoemde renner blijkt Amsterdammer Klaas van Nek te zijn, die in 1914 zowel het NK bij de amateurs als bij de elite won. We gaan ze nog vaker tegenkomen in Uden en Harderwijk.

Twee weken later, op 12 juli 1917, vindt in Harderwijk het Grand Fête Cycliste plaats. Ten overstaan van ruim 3000 toeschouwers waaronder commandant Generaal de Lannoy en vele Belgische en Nederlandse officieren, vergezeld van hun dames, wordt de hele dag gefietst. Lokale helden uit het kamp doen de voorwedstrijden inclusief een 15 kilometerkoers met geheime premies (?!) Ene Baerts wint fl 2,50 als strijdlustigste renner. Dan komen de kanonnen. Aan de start lokale held Anseeuw, de gevierde Spiessens, Oscar Voet, Govaerts en Gerrit Bontekoe uit Den Haag. Deze Bontekoe verwerft later en tot op de dag van vandaag grote faam in Den Haag en wijde omgeving met zijn wielerhandel en zijn eigen fietsenmerk. Spiessens wint de eerste premie van één gulden maar komt in het stuk niet meer voor. Voet wint voor Bontekoe. De dag is een groot succes en de koersen op Harderwijk worden steeds serieuzer.

Misschien wel daarom wordt besloten om een echte 400 meter baan aan te leggen. Als het besluit genomen is, bouwt de afdeling van de Belgische genie in 2 weken de grootste baan van Nederland. De aanloop van renners wordt daardoor nog groter; het Belgische wielrennen in Nederland is een succes. Op 19 augustus wordt de baan duchtig ingewijd. De kampcommandant Generaal De Lannoy schenkt een premie van 10 gulden, inzamelingen in het kamp leveren een stevigeextra premiepot op en het is koers! Liefst 9 verschillende koersen worden er verreden maar allemaal Inter Nos; deze dag zijn er geen Ollanders uitgenodigd op de baan..

Op 23 september daarentegen wel. De Generaal de Lannoy ontpopt zich tot een groot liefhebber. Weer is hij aanwezig, groter is de prijzenpot en de duizenden komen als vanzelf. Na de gebruikelijke wedstrijden onder de mindere goden met een koers over 1200 meter (3 ronden) waarin de laatste 200 meter in 17,4 seconde gaat, is het weer de tijd voor de grote meneren. Meer en meer renners weten Harderwijk te vinden. Nu ook met Henri Klinkenberg, een Waal uit Luik die voor de oorlog al deel uitmaakte van het peloton, Van Nek, Anseeuw, Coomans en Wiersma. De eerste wedstrijd betreft een afvalkoers over 3 ronden. Ineens duikt Jacques Coomans op. Het geld, dat echt een rol gaat spelen bij de wedstrijden in Harderwijk, trekt. Deze Waal uit Magnée fietste voor de oorlog al 4 jaar in Franse profdienst, met een 2e plaats in LBL als belangrijkste resultaat. En de Nederlander Frits Wiersma zou later van zich laten horen. Klaas Van Nek wint, voor Wiersma; laatste 200 meter in 15,4 seconden. De aansluitende 30 km koers wordt gewonnen door Van Nek.

Zo gaat koers na koers voorbij. Op 18 oktober 1917 wint Spiessens de Grooten prijs Du Houx , fotograaf van het kamp, een 3 uur koppelkoers. Zijn koppelpartner verschijnt niet door een misverstand maar door slim koersen wint hij alsnog. Alleen.

Op 1 november 1917 worden de Sportvrienden uit Harderwijk uitgenodigd om te komen koersen op de wielerbaan van Vluchtoord Uden. Kennelijk zat daar minder talent en over de koersen van Uden is helaas ook minder te vinden. De militairen maakten gehakt van Vluchtoord Vooruit. De koers, een liefdadigheidskoers ten behoeve van het Sint Nicolaasfeest van de kinderen van Vluchtoord Uden kent een nogal eenzijdig verloop. De militairen zijn ruim beter. Toch weerhoudt dat de wielerclub in Uden niet van het nogmaals organiseren van een wedstrijd. Ook daar duizenden langs de baan.

En het gaat verder en verder. Nederland omarmde de Belgen, misschien wel omdat ze de koers brachten. Grote wedstrijden worden georganiseerd. De Pedaalridder uit Bergen op Zoom organiseren hun kampioenschap. Belgen zijn van harte uitgenodigd. Niet aan dovemans oren gezegd. Men rijdt kort in de uitslag, ook de afvaardiging uit Harderwijk.

Op 26 juni 1918 wordt ‘Harderwijk’ uitgenodigd op een profgala in Amsterdam. De nieuwe wielerbaan wordt daar in gebruik genomen met een echte profkoers. De mannen uit Harderwijk lijken slachtoffer te worden van hun eigen succes. De echt grote koersen gaan Uden en Harderwijk voorbij. In Amsterdam wint Spiessens een Fondkoers van 500 gulden. Omgerekend naar nu is dat 4800 euro. Het Belgische succes wordt overgenomen door de echte broodrijders. Piet van Kempen, als Nederlands soldaat gelegerd in Harderwijk, leert op de Belgenbaan het vak. Piet Moeskops, later vijfvoudig wereldkampioen, rijdt in Harderwijk zijn koersen. De geïnterneerde kleppers in Harderwijk en in mindere mate in Uden, maken Nederland weer enthousiast voor de wielersport.

Hoe ging het de coureurs van de baan in Uden en Harderwijk verder? De meest succesvolle:

Kampkampioen en –lieveling Urbain Anseeuw werd prof in Franse dienst en werd 2e in de meest heroïsche en onwaarschijnlijke koers ooit: het Circuit des Champs de Bataille in 1919. Daarna werd hij uiterst succesvol coach.

Urbain Anseeuw

Klaas van Nek kwam eigenlijk de dodelijke val van zijn broer Piet on de baan in Leipzig (14-04-1914) niet echt te boven. Hij werd in 1926 nog een keer NK, na een diskwalificatie.

Jorinus van der Wiel reed nooit groots in Harderwijk. Toch won hij 5 keer het NK en is daarmee recordhouder.

Frits Wiersma was een graag geziene gast in de laatste jaren op de banen van Uden en Harderwijk. Jong en in Harderwijk nog niet zo succesvol legt hij daar een basis. 3 maal winnaar van het NK bij de profs. Daarna 14 keer NK bij de gangmakers en hij won als gangmaker ook het WK.

Piett Moeskops, de eigengereide Hagenees, reed kleine prijzen op de Belgische banen van Uden en Harderwijk maar leerde daar ook het vak. Werd 5 keer wereldkampioen op de baan.

Herman Nankman was heel jong maar verdiende met zijn prestaties op de Belgische banen in Nederland een contract bij de prestigieuze ploeg van Buysse na de oorlog.

Piet van Kempen pakte zijn premies in Harderwijk en Uden. Ging daarna echt voor zijn brood fietsen in zesdaagsen in de hele wereld. Werd een gesetteld man.

Alfons Spiessens was al groot. En ook na de Groote Oorlog reeg hij overwinningen aaneen.

Maar voor mij blijft de grootste D’n Urbain Anseeuw, man van het kamp, jong en ambitieus, en tweede in de meest bizarre koers ooit. En hij heeft vier jaar Harderwijk doorstaan. Na terugkomst en zijn eigen successen werd Urbain succesvol coach. Comme il faut. De Belgische aanwezigheid heeft het Nederlandse wielrennen een onwaarschijnlijke boost gegeven. België heeft in de Groote Oorlog met wielrennen niet alleen terugbetaald maar het Nederlandse wielrennen weer op de kaart gezet.

Ter illustratie: het NK van 1918 werd gereden op een Belgische baan, op die van Harderwijk om precies te zijn. Jorinus van der Wiel won.

 

Dit artikel verscheen eerder in Etappe #03, een uitgave van Wielermuseum Roeselare.

Nico Oudhof