Over deze Tour is eigenlijk alles al gezegd. Net als over de vorige en die daarvoor. Alleen de bijna-patiënt (liefhebber in de overdrive) blijft zoeken naar dat ene dat nog niét gezegd of geschreven is. Elke bocht die gemist is, de strijd van Johnny, die twee Luxemburgse CDA-jongeren met hun behouden uitvalletjes.

Elk incident is duizend keer uitvergroot. Ondertussen blijft het wachten op een echt groots moment. De Tour is meer dan ooit een verzameling mediagenieke momenten, die in geen verhouding meer staan tot wat het echt is. Het is net als met nieuws anno 2011: je moet wel erg je best doen om in het overweldigende aanbod het échte nieuws te vinden.

Je kunt al die analisten de schuld geven, de renners, de volgers, het hele systeem desnoods. Maar is het niet juist de behoefte van de liefhebber die potsierlijke vormen aanneemt? We verlangen naar een Tour die niet bestaat, misschien ooit in een vorige eeuw, hoewel we daar hooguit flarden van kennen. En met z’n allen maken we een stilzwijgende afspraak: blijven roepen dat het ongemeen spannend is, want dan is het ook zo. De boodschapper of de ontvanger de schuld geven heeft iets armoedigs.

Gelukkig hebben we de Fransen als zondebok. Die hebben van hun Tour een grotesk monster gemaakt, vol nep-nostalgie. Terwijl de aanslag op onze anti-held Johnny liet zien hoe diep de liefde voor de koers er écht geworteld is. Begeef je eens met een racefiets op een route national en beaam dat het een godswonder is dat ze niet complete pelotons live de berm in rijden. Heel Frankrijk staat in juli op z’n kop, willen we graag geloven. Zeker nu er weer eens een Fransoos meedoet om de overwinning. Maar fiets langs diezelfde route national en tel voor de grap het aantal lokale wielrenners eens. Frankrijk is al jaren een wielernatie in verval.

Dit jaar dringen ze ons de Galibier op als spektakelstuk. Tuurlijk, er zijn minder mooie beklimmingen. Maar die arme oude reus zal de verwachtingen niet waarmaken vrees ik. Wéér een anti-aanvalsverdrag tot diep in de finale. Toch iets anders dan de frontsoldaten die zich ooit omhoog worstelden op een onverhard geitenpad, in zwart-wit en slow-motion.

Een overbodige vergelijking. Ik pleit ook niet voor houten banden of bidons verplicht bijvullen in lokale cafés.

Ik wil die Galibier niet als toetje, maar als voorgerecht, in de proloog desnoods, ik wil klootzakken als helden, helikopterbeelden van  banlieues. Realiteitszin ook, de echte liefhebbers hebben het er best voor over: vijf uur lang wachten op één mooi moment.

Eenzelfde eerbetoon aan de Tourmalet leverde vorig jaar weinig méér op dan een aardige fietsclinic van de voorspelde nummers één en twee. Ze blonken vooral uit in het complimenteren van elkaar, na afloop. Dagenlang stond dat schakelmoment centraal (Schleck staat stil, Contador demarreert) waarvan de Luxemburger zegt dat hij er niet eens schakelde. Hoezo incident? Bedacht sleutelmoment, bij gebrek aan beter. Alleen blinde romantici geloven dat de Tour daar beslist werd.

Twee jaar terug hadden de Fransen de Mont Ventoux bedacht als laatste tussenstop voor Parijs. Een slaapverwekkend nummer waar de favorieten eigenlijk geen zin in hadden, figuranten in een gefabriceerd drama.

Herhaal wat momenten uit de laatste kilometers, monteer er wat helikoptershots en valpartijen doorheen en zelfs de sceptische liefhebber gelooft dat ‘ie getuige was geschiedschrijving. We vinden dat we recht hebben op dramatiek. Weigeren  om te geloven dat de hedendaagse wetmatigheden van topsport die eigenlijk uitsluit. De angst om te verliezen heeft het allang gewonnen van het avontuur, ook in de Tour. Schema’s en wattages hebben het rennersinstinct verdreven. Een bijna uitontwikkelde sport moet zichzelf opnieuw uitvinden. Maar daar een mooi verhaal bij bedenken is minder sexy dan wat geleuter over wel of geen oortjes. Voor je het weet ben je de commentator die zich verslikt in z’n zelf uitgevonden theorie over het nieuwe wielrennen, door geen volgeling begrepen of gedemonstreerd.

Alleen in de dood blijft het wielrennen nog ongeëvenaard rauw en soms romantisch. En in de schrijverij natuurlijk. Dus geef ik de Tour vandaag nog één kans. En anders volgend jaar wel.

Mark de Bruijn