Goh. Zo zit je een winter lang te roepen dat je zo graag weer wat koers op televisie zou zien en zo staan we aan de vooravond van de eerste grote ronde van het wielerjaar 2014. Vrijdagavond (vrijdagavond?) start de Giro d’Italia in Belfast (Belfast?) met een ploegentijdrit en hoopt Nederland op de roze trui van Pieter Weening. En daarna is het drie weken jakkeren als gekken over ’s lands meest afschuwelijke bergen, langs Italië’s meest dun-door-de-broek-lopende ravijnen en door de mooiste wijngaarden, dorpen en heuvellandschappen die de Laars rijk is.

Aaaah, de Giro. Er hangt altijd een zweem van verdriet over de Giro. De koers wordt steevast vergezeld door een traan, afkomstig van een oude Italiaan, die ooit als kleine bambino een besnorde fietser met binnenbanden om zijn nek over de Stelvio zag hengsten in onmenselijke omstandigheden. De besnorde man gaf deze kleine bambino toen zijn drinkfles als souvenir en sindsdien loopt de goede man ieder jaar blootsvoets de berg op als eerbetoon aan zijn – ongetwijfeld tragisch overleden – held. Kaarsje aansteken op de top, weesgroetjes bij een altaartje en warme thee voor passerende wielertoeristen.

De Giro d’Italia. Ook al zit die losgeslagen Zomegnan niet meer aan het stuur, het parcours is voor de gemiddelde sterveling toch een tikje té. Een gemiddelde Italiaanse berg is iets anders dan een berg waar die mietjes van de Tour de France overheen glijden. Het liefst buffelt het Giro-peloton op een onverharde weg omhoog, stoflongen oplopend en gesierd door schaafwonden van de vele, vele, vele valpartijen die aan deze klim vooraf gingen.

De Giro d’Italia start dit jaar in Belfast. Drie etappes door het Ierse en dan allemaal per vliegtuig naar Italië. Krankzinnig natuurlijk, maar dat is een Giro- of Tourstart in Nederland ook. En daar gaan we niet over klagen, dus gunnen we de Ieren ook een koersverzetje. Het schijnt grondig zeikweer te worden in Belfast, dus er verdwijnen op de eerste drie dagen minimaal zes renners in het skoekeloen, om daarna hevig beschadigd weer op hun zadel te kruipen. Want afstappen in de Giro doet men toch het liefst in Italië zelf, op één van die onmenselijke bergtoppen. Huilend. Zwalkend. Bloedend. Kotsend. Een altaartje van onsterfelijkheid wacht de renner die sterft in schoonheid op de berg.

En dan is er nog het sprinten. André Greipel wond zich eerder al op over het sprintgedrag van met name Nacer Bouhanni, die zich een straatvechtertje waant en de concurrentie het liefst met vijfenzeventig per uur van het carbon stompt. Het is maar goed dat hij verstek laat gaan in de Giro, want het sprintgeweld aldaar is al sinds jaar en dag het fietsend equivalent van een kampioensfeest van Ajax. Het wordt beschouwd als een feestje, maar is niks meer dan een testosteron-gedreven mepkwartier, op poten gezet door mannen die in zichzelf een miskende superheld zien.

Na een voorjaar met twee gezichten – dat van de winnende Niki en dat van de in de zij porrende slaaplust bij de Amstel en Luik – zou het wel lekker zijn als die inmiddels langzaam wegebbende jubelstemming over het Nederlandse wielrennen weer wat aangewakkerd wordt. Als GreenEdge vrijdag de ploegentijdrit wint, zou dat wel moeten lukken. Dan krijgt Pieter Weening namelijk de roze trui, zo sprak de ploeg af. Pieter draaide zijn Pieterkloten vier keer af in Luik, zodat Simon Gerrans de enige meter op kop kon rijden die er toe deed. En als beloning mag hij vrijdag als eerste over de streep, is het plan. En GreenEdge is wel handig met de ploegentijdrit, helemáál als de mannen van Quick Step hun beste motoren thuislaten. Pieter voor het roze.

Bij Belkin hebben de jonge hemelbestormers Wilco Kelderman en Steven Kruijswijk het kopmanschap gekregen. Of ze bergop mee kunnen in het voetspoor van vlooien als Pozzovivo en Quintana, valt te betwijfelen. Maar potverdikkie, jonge jongens die zo hoog aangeschreven worden als deze twee mannen, moeten toch op z’n minst ergens met de handjes ten hemel heffend de streep passeren. Veel meer zullen we niet vragen. Het is ze dan ook direct vergeven als ze eens opzichtig moeten lossen bij tempoversnelling-nummer-zo-veel van dat kleine Colombiaanse menneke. U mag zelf wel bedenken welke van de tien.

En verder kunt u de komende drie weken gewoon dagelijks genieten van het mooiste, lelijkste en verschrikkelijkste wat Italië te bieden heeft. Wie er wint interesseert me werkelijk helemaal niets. Als het maar gebeurt in een heroïsche tocht, kruipend over besneeuwde bergtoppen, dalend met doodsverachting en sprintend met de vuisten.

Heerlijk.

Ivo Pakvis
Twitter
Laatste berichten van Ivo Pakvis (alles zien)