Lieuwe WestraIk heb nog nooit ziek op de fiets gezeten. Niet geheel fit, zeker. Ziek, nooit. Ik weet niet hoe het is om rochelend uit kapot gekoerste longen tegen een Alpencol op te kruipen. En ik weet al helemaal niet hoe het moet voelen om jankend van ellende uit een peloton te moeten lossen op de Champs-Élysées. Onder de ogen van duizenden en duizenden jubelende toeschouwers gaf Lieuwe Westra afgelopen zondag op. Er was nog veertig kilometer te gaan in de Tour de France.

Ik ken Lieuwe Westra een beetje. Hij is Fries, ik ben Fries van origine. Hij fietst, ik schrijf over fietsen. We hebben een paar keer samen een rondje door het Fries/Groningse land gereden. Hij vertelde mij wat mooie verhalen die ik niet kan publiceren, ik biechtte hem op dat ik ooit eens moest huilen bovenop een berg, simpelweg omdat mijn leeg gereden lichaam niet meer wist wat het anders moest doen. Ik mag Lieuwe. Geen gelul, geen moeilijk gedrag. Hij zet gewoon koffie voor je en vindt het niet erg als je niet met 45 per uur kan jakkeren. Dertig is ook prima.

Toen ik afgelopen zondag de liveticker van WielerUpdate.nl beheerde en mij een melancholische weg door die verschrikkelijke laatste Touretappe baande, kwam het bericht door dat Lieuwe Westra abandon was. Links bovenin het scherm zei de GPS dat er nog veertig kilometer te rijden was. Lieuwe Westra, abandon. Afgestapt. Parijs halen en toch niet Parijs halen.

Hoe ziek moet hij geweest zijn, om te stranden waar hij strandde? Niet alleen in het zich van de haven, maar letterlijk ín de haven. Al twee keer de ploegbus bij de finish voorbij zien komen. Misschien zwaaide Daan Luijkx even. Kom op jongen, je bent er bijna. Sleep dat zieke lijf naar de streep.

Maar toen David Millar en Juan Antonio Flecha aanzetten voor de gebruikelijke vlucht in Parijs, ging Lieuwe achteruit. Het tempo lag verschroeiend hoog, maar zelfs een slechte Westra moet dat gewoon kunnen volgen. Al was het maar in het laatste wiel, met de tong tussen de spaken. Maar dit ging niet meer. Na meer dan drieduizend kilometers over Frankrijks meest hufterige bergen, door Frankrijks saaiste korenvelden, langs Frankrijks meest schilderachtige en nietszeggende dorpjes, waren de laatste veertig kilometer door het tijdelijke centrum van de wielerwereld er veertig te veel.

Toen Luijkx voor de bus van Vacansoleil-DCM de pers te woord stond, zat in diezelfde bus een asgrauw hoopje Beest. Schouderklopjes gekregen van de ploegleden, blikje cola van de truckie.

Afstappen op de flanken van een Alpencol is eenzaam. Vallen in een afdaling en bloedend in de berm wachten op de volgauto, is van een zeldzame triestheid. Renners die huilend van desillusie naar hun sleutelbeen grijpen, na een lullige val in de eerste week. We hebben het allemaal gezien en allemaal zuchtten we in stil medelijden.

Maar afstappen in Parijs. Te midden van het grote feest dat de honderdste Tour heet. Om je heen je ploegmaats, die elkaar feliciteren met de uitgereden Tour. Je hoort hoe Chris Froome een dankwoord stamelt. Je hoort het Britse volkslied. Je hoort hoe je mederenners blikjes bier opentrekken en elkaar lachend vertellen over de koers. En je wil alleen maar naar huis. Weg. Onder de dekens van je eigen bed.

Gelukkig is er snel de Eneco Tour. En de Ronde van Denemarken. Koers.

Ivo Pakvis
Twitter
Laatste berichten van Ivo Pakvis (alles zien)