1. Matthias (25) is een wielerliefhebber van de goede soort. Wat hij daarmee bedoelt: hij houdt van de Italiaanse koersen waartoe hij Luik-Bastenaken-Luik rekent en hij plaatst al voor het modieus was Parijs-Roubaix zonder schroom boven de Ronde van Vlaanderen.

Wanneer men aan hem zou vragen wat Parijs-Roubaix juist voor hem betekent, zou hij antwoorden: ‘Parijs-Roubaix, ja dat is… dat is alles.’

Waarna hij zich herpakt. ‘De Hel van het Noorden doet zijn naam alle eer aan. De Helleklassieker is wederom bron van spektakel. Wat een slijtage, een dollemansrit. Wat een heroïsche Parijs-Roubaix.’ (alsof je voor Sep Vanmarcke het woord ‘onfortuinlijke’ zou zetten)

Zijn onvermogen om Parijs-Roubaix in een talige structuur te gieten, wordt des te duidelijker telkens hij zich bedient van hyperbolen zo veelvuldig gehanteerd dat we inmiddels mogen spreken van een nieuw idioom.

Wacht, hij wil nog iets zeggen. Je hebt wielerliefhebbers en mensen die nog nooit naar Parijs-Roubaix gekeken hebben. Hij weet het niet, maar hij heeft zonet een boutade bedacht. Spitsvondig, jazeker, maar of de gelijkenis tussen Parijs-Roubaix en wielrennen voldoende treffend is omdat volwassen mannen razen op dunne bandjes?

Hiermee is zijn fascinatie voor Parijs-Roubaix in het bijzonder nog niet verklaard. Ik denk niet dat hij er zelf zal opkomen, dus hier ga ik.

Terwijl zelfs de wielersport zich laat beteugelen door de evolutie, vond de meest moderne versie van Parijs-Roubaix plaats in 1896, waarna de kasseien alleen maar verouderden, verschoven en onderling een pact tegen renners schenen te sluiten zodoende we in de tijdrekening van Parijs-Roubaix net de Franse Revolutie achter de rug hebben en blijmoedig de middeleeuwen tegemoet treden.

De fascinatie voor Parijs-Roubaix heeft met vroeger te maken, verder teruggaand dan zijn kinder- en jeugdjaren. Maar ook met een gevoel van echtheid: zoals Parijs-Roubaix nu is, was het immers altijd. En met herkenning. Zo zichtbaar en ruw de strijd is, zo zichtbaar en ruw het lijden. Parijs-Roubaix is de uitbeelding van wielrennen in de puurste vorm aldus hem en alle anderen die stof happende Briek Schottes associëren met wat wielrennen is en hoort te zijn.

Briek Schotte heeft nooit Parijs-Roubaix gewonnen.

2. Matthias (25) is een autonoom en rationeel denkend wezen met een goed ontwikkeld gevoel voor empathie dat ophoudt te bestaan waar men Parijs-Roubaix vereert. Wielrennen, tot daaraan toe. Maar Parijs-Roubaix?

Hij is zeker: bestond de mensheid alleen uit wielerliefhebbers, God behoede ons, de uitvinding van asfalt zou als een ongelukje worden bestempeld, in ieder geval snel vergeten. Gek zijn ze. De mensen die hiernaar kijken. De ademende zielen die over kasseien rijden. De mensen die de moeite nemen om hierover te schrijven en te palaveren, dagen- en wekenland alsof er geen hogere eer te rapen valt dan Sep Vanmarcke te wezen, niet binnen het wielrennen, niet erbuiten.

Zet ik me even naast hem terwijl hij naar Parijs-Roubaix kijkt. Ja, dat doet hij wel. Naar eigen zeggen om een fijnbesnaarde opinie te vormen over dit hersenloze en achterhaalde spektakel (zijn woorden).

Hij vindt het niet vreemd dat een wildvreemde naast hem komt zitten en merkt op: ‘Parijs-Roubaix verhoudt zich tot wielrennen als de neanderthaler tot de mens.’

Maar de neanderthalers zijn toch uitgestorven?

‘Precies, zo zie je maar van wat voor een andere tijd Parijs-Roubaix is.’

En ja, wat ziet hij? Lekke banden, opgaves, renners die door de lucht stuiteren, er ligt ook een renner te sterven in de berm. Onderscheid wordt er nauwelijks gemaakt.

‘Een renner met een hartstilstand en men rijdt door. Hoe kan dit bestaan? Naar wat zit ik te kijken?’

Ik leg uit dat men in wielrennen eerder de vraag stelt waarom hij niet weer de fiets opspringt. Dat de organisatoren indien dit kon het konvooi renners dwars door een slagveld uit de Eerste Wereldoorlog zouden sturen, men zou er zelfs een omweg voor maken. Zou dat pas strijd zijn. De gesneuvelden savoureert men achteraf wel.

‘En het is dankzij deze vorm van misplaatste heroïek dat Parijs-Roubaix tot de verbeelding spreekt. De prijs van het spektakel is hoger dan dat van een mensenleven.’

Hij schudt het hoofd. Het dringt niet tot hem door dat hij blijft kijken. Kunnen we zeggen dat dit absurde schouwspel waar het leven ondergeschikt is aan het schouwspel hem intrigeert? Ja, zelfs een rationeel denkend wezen met een goed ontwikkeld gevoel voor empathie zoals hij zichzelf omschrijft?

Hij lacht het weg, noemt het een idioterie. Maar gekeken heeft hij wel, van start tot finish. Dat is inderdaad een merkwaardige vaststelling.

3. Matthias (25) is iemand die zijn eigen leeftijd ontkent. Ja, een tragisch geval. Hij zegt dat hij om het wielrennen kijkt, maar in realiteit? Het gaat over hemzelf. Wielrennen is de spiegel voor zijn eigen jeugd. Met niet in de laatste plaats Parijs-Roubaix waar de overdaad aan indrukken zelfs volwassenen nog bedwelmen.

Ook hier: welke forse krachttermen hij uit de grond trekt, geen taal is opgewassen tegen Parijs-Roubaix. Samenvattingen doen Parijs-Roubaix oneer aan, ze beschrijven nooit de koers waarnaar hij gekeken heeft en hij keek al niet naar de koers die het was, die vindt plaats waar geen camera’s zijn.

De koers die zich gisteren onttrok aan het zicht van de camera’s was die van een jongeman die vocht om zijn leven. Later doken amateurbeelden van de val op, in de verte zie je Michael Goolaerts de berm inrijden, gelukkig net op de plaats waar een ijverige redacteur een cirkeltje had getekend zodat we er zeker niet naast zouden kijken.

Hij wordt cynisch, maar niet zo cynisch als een koers waarin een renner getroffen door een hartaanval niet meer is dan een wedstrijdfeit. Want ja, de koers gaat door, ondanks alles. Of dat niet anders moet? Vragen zonder juist antwoord zijn niet per se onterechte vragen.

Een detail, eigenlijk te futiel om te vermelden: hij kijkt verdoofd, geraakt in geen enkel opzicht opgeslorpt door de koers zoals vroeger, ergert zich aan de opgewondenheid over lekke banden en gelosten en de banaliteit van zijn ergernis, hij zet wijs de televisie een tijdje uit. Toch iemand.

4. Matthias (25) waant zich bijtijds columnist, in een dronken bui schrijver, hij drinkt gelukkig niet. Was hij gisteren getuige van iets absurds. Veel maakt dat niet uit, de vraag is of hij verder komt dan getuige te zijn geweest van iets absurds.

Moet u weten, een columnist kijkt anders naar wielrennen dan u en ik. Die juicht of treurt niet, maar vraagt zich af waarom anderen dat doen. De columnist analyseert, beredeneert en kiest de invalshoek die hem het meest opportuun lijkt wars van persoonlijke voorkeuren of chauvinistische drijfveren. Ja, tegendraads als de noodzaak er is, hij kan geen situatie bedenken zonder die noodzaak.

‘Godsallemachtig, wat een bizarre koers zeg.’ Een wielerliefhebber komt hiermee weg. De columnist niet, hem wordt in zulk geval een gebrek aan scherpte, originaliteit en inzicht verweten. Is dat eerlijk? Ik voel me niet bevoegd hierover te oordelen. Feit is dat de voorkant van de koers in Parijs-Roubaix het minst aangrijpend is. Wat daarachter gebeurt, het is zo veel, zo waanzinnig, zo vreselijk, er is geen beginnen aan en hij, de columnist, kan er maar naar gissen op zijn bureautje.

Parijs-Roubaix is geen wielrennen, wilde hij schrijven. Maar wat dan wel en hoe zou hij dat uitleggen? En zou dat niet te geforceerd gezocht overkomen? Je kunt niet niet van Parijs-Roubaix houden, wat niet wil zeggen dat het wielrennen is. Beter. Dat schept verwachtingen voor een volgende zin, daar zeg je het, een volgende zin.

Per slot van rekening, waarom ook al die moeite? Het is niet dat hij betaald wordt of dat hij voor een groot publiek schrijft. Dus kan hij gerust zijn niveau laten zakken, waardoor hij nooit betaald of gelezen zal worden, dat heeft u goed gezien.

Zijn lezers? Die lezen de titel, speuren vluchtig naar de tendens en vooraleer die waargenomen om eens of oneens te roepen oh een verweesd pushbericht over wat was het nu ook alweer? En hij werkt sowieso niet met tendensen, liever daagt hij wat uit (op een goede manier) terwijl hij zich achter verschillende gezichten verschuilt, waardoor hij moeilijk te vangen valt en dan is het plezier voor de lezer snel weg. (iemand moet het hem maar eens vertellen)

Daar zit hij nu, in zijn eentje, nakauwend op de spanning, de ontlading en de tegenstrijdigheden van de koers. Maar wat zal hij zijn lezers onderrichten?

Dat is het natuurlijk. Dat hij een column schrijft over zijn onmogelijkheid om het absurds dat Parijs-Roubaix heet onder woorden te brengen. Bezwaar: breng dat maar eens onder woorden. Hij kan opwerpen dat hij goed beseft dat zijn pogingen om de totaliteit van Parijs-Roubaix te laten weerklinken op papier ijdel zijn en dat net het pogen daartoe zijn vergeefse streven bekrachtigt. Of hij dit op papier krijgt is een andere kwestie.

Hij hoort me trouwens niet. Hij zal toch weer niet over zichzelf schrijven? Nee, dat zal vast niet. Naar wat hij zal schrijven heb ik het raden, in zijn hoofd klinkt het zeker vernuftig.

Matthias Vangenechten
Laatste berichten van Matthias Vangenechten (alles zien)