RiccòMet de wetenschap van nu voel ik bijna een soort van medelijden wanneer ik de beelden bekijk. Ik zie een jonge knul met grof geweld de Col d’Aspin opdonderen. Tegenstanders lijken niet alleen stil te staan, maar achteruit te bollen. Aan de grond genageld door de schicht die hen passeert, worstelen ze verder. Verslagen stervelingen, strijdend tegen de zwaartekracht waaraan de Godenzoon, die als een stip in de verte verdwijnt, zich onttrokken heeft. Een indrukwekkend machtsvertoon van een ongelooflijk groot talent dat alles wat voor zijn wielen komt verguldt.
Een character ook, een idool dat de wielerwereld de komende jaren kleuren zal. Een ster van het type you love him you hate him, onconventioneel en zelfbewust. Een paar maanden eerder al kleurde hij de Giro d’Italia. De Tour van 2008 kwam eigenlijk nog net een slag te vroeg. Kwestie van benen die nog wat verder moesten rijpen. Een absentie van een ploeggenoot besliste anders. En zoals wel vaker blijkt: wat goed is komt snel.
Pijlsnel.
De wielerwereld kronkelt als een kat aan zijn voeten.

Het is bekend hoe het Riccardo Riccò kort na die explosie is vergaan. Cera was het middel dat hem deed ontvlammen. Het talent bleek vele malen te groot voor zijn labiele, kinderlijke geest. De benen, sterk genoeg voor fabelachtige demarrages, konden de roem niet aan en braken. Wat eerder als extravagant en kleurrijk werd betiteld, werd nu als geschift, knettergek en onrealistisch veroordeeld. Riccardo Riccò was iemand om eens stevig op de bek te slaan.
Een outlaw.

Geld is het smeermiddel van ons bestaan. Voeg daar een overlevingsstrijd aan toe met inzet een jaar langer koersen op het hoogste niveau en de reden waarom wielerploeg Vacansoleil het gokje nam is verklaard.
Het viel niet tegen, het werd een drama, een fiasco met een smerig doe-het-zelf-bloeddoping-avontuur als dieptepunt. Mochten er nog mensen met twijfel zijn: voor Riccardo Riccò was geen plaats meer in het peloton.

Het ligt voor de hand om de jongens die zover uit de pas lopen dat het geen rock and roll meer is te verketteren. Gemakkelijk ook om dit soort jongens af te schrijven en te veroordelen, omdat weinigen een andere mening zullen zijn toegedaan.
Maar toch, waar ligt de grens waarop besloten wordt dat iemand voor eeuwig en altijd wordt uitgekotst?
En is dat moment eerder bereikt bij een jongen met het aaibaarheidsgehalte van een stekelvarken dan bij het type ideale schoonzoon?
En daarbij: is Riccardo Riccò niet gewoon een jongen om heel veel medelijden te hebben? Omdat zijn labiele geest hem altijd en overal in de problemen zal gaan brengen? Maar ook omdat het doodzonde is dat zoveel talent ongebruikt op de schroothoop is beland?

Het tragische is: hij is niet de enige. De voorbeelden van gevallen prinsen in de wielersport zijn legio. Wat blijft is die herinnering, van een demarrage die ondanks alles van ongekende schoonheid was.

Joost-Jan Kool