Floyd Landis na zijn nederlaag in de tweede AlpenritMet de wetenschap van nu voel ik bijna een soort van woede ontstaan wanneer ik de beelden van een ontketende Floyd Landis bekijk. Of is het cynisme? Vooral omdat het eigenlijk helemaal niet kon, het nummer dat hij op 20 juli 2006 in de touretappe van Saint-Jean-de-Maurienne naar Morzine opvoerde. Het was een toneelstuk, een freakshow van een opgefokte man in een felgeel-groen pak. Een dag eerder had Landis het geel nog gedragen. De trui die hij eerder die Tour achteloos weggeven had aan de Spanjaard Oscar Pereiro Sio. Hij wilde zijn ploeg zo vroeg in de Tour niet vermoeien met het gewicht van de koers, zo luidde zijn verklaring. In de 15e etappe richting Alpe d’Huez, had hij de leidende positie weer ingenomen, de Tour leek te zijn beslist. Leek, want een hongerklop bergop richting La Toussuire had juist Oscar Pereiro Sio opnieuw in het geel geholpen. Door de naam van Floyd Landis, bij de afwezigheid van toppers als Ivan Basso en Jan Ullrich (al voor de Tour geëlimineerd door een kakelvers dopingschandaal) en na het stoppen van Lance Armstrong, de nieuwe te kloppen man in koers, kon een dikke vette streep.

Maar Floyd, een bikkel, een man met een kop van staal, weigerde de handdoek te werpen. Zijn leven lang had hij al geknokt en dat was precies wat hij nu weer zou gaan doen. En met een paar whisky’s achter de kiezen werd er ergens in een hotelkamer geschreven aan een scenario dat de hele Tour overhoop zou gooien. Een monsterontsnapping als in de vroege dagen van de koers.

Misschien was juist dat de reden waarom ik Landis’ solo online casino zo graag wilde geloven. Omdat zijn ongelooflijke wederopstanding raakte aan het oergevoel van de koers, een voedingsbodem voor de avonturen die meer dan een eeuw later nog altijd tot de verbeelding spreken. Een verademing na zeven jaar koersen in het onverbiddelijke keurslijf van Lance Armstrong.

Pas nu zie ik hoe nep het eigenlijk was, hoe dik het bedrog er bovenop lag. De grimassen, het voortdurend leeggieten van bidons over het oververhitte lijf, het aanhoudend stoempen op een veel te grote plaat, het opgefokte gedrag direct na de finish. Het was alsof Floyd Landis een bank overviel op klaarlichte dag en niet eens de moeite nam een bivakmuts over zijn rozige kop te trekken.

En toch geloofde ik het wat ik zag, die snikhete dag in de Alpen. Misschien wel omdat ik het zo graag wilde, omdat ik een zwak had voor die rozige knul uit Farmersville, een mennonitisch dorp in de Amerikaanse staat Pennsylvania. Was het zijn verhaal dat mij raakte? De verbetenheid waarmee hij zich afgescheurd had van het milieu waarin hij was opgegroeid? Er waren elementen in het verhaal die een bepaald soort herkenning opriepen. Hoewel mijn verlangen naar andere werelden in schril contrast stond met de intensiteit van zijn strijd en het fanatisme waarmee hij de wereld van zijn jeugd de rug toekeerde. Floyd Landis was een extremist in alles wat hij deed. In de manier waarop hij trainde, stiekem, in het holst van de nacht door de ijzige vrieskou van Pennsylvania, de onverbiddelijkheid waarmee hij alle schepen achter zich verbrandde en de overgave waarop hij zijn nieuwe leven omarmde en zijn ambities najoeg. Hetzelfde extremisme wellicht waarmee hij uiteindelijk de zaak belazerde.

Ach Floyd. Er waren mensen die hem lange tijd geloofden en hem zelfs financieel steunden in zijn strijd tegen de vermeende onrechtvaardigheid die zijn loopbaan had vernietigd. Ook zijn ouders, de mensen die hij achtergelaten had, steunden hem. Ik herinner mij een foto van een vrouw in eenvoudige, Amish-achtige kledij. Ze houdt een bord omhoog met daarop de boodschap: Free Floyd. Wellicht was het een boodschap met een dubbele lading, bedenk ik mij nu. Een subtiele boodschap gericht aan haar zoon die steeds verder verstrikt raakte in zijn leugens.

Op 19 mei 2010 bekende Floyd Landis zijn jarenlange dopinggebruik. Schoon schip, wraaklustig, een bekentenis als een wond die wordt uitgeschrobd, geen restjes vuil meer achterlatend, extreem als in alles, alle kaarten op tafel, niets of niemand sparend.

Zelfs Lance Armstrong niet.

Joost-Jan Kool