Afgelopen maandag overleed Michel ‘Mies’ Stolker. De geboren Zuilenaar was een verdienstelijk wielrenner – zo was hij meesterknecht van Jacques Anquetil – maar ook een bijzondere man met een bijzondere kijk op het leven. In 2014 interviewde Arie Hut hem voor Wieler Revue. Hieronder het complete interview.

Michel Stolker (80) boekte in 1956 als neoprof meteen een etappezege in de Giro d’Italia. Stolker won meer mooie koersen, zoals de Midi-Libre en een rit in de Vuelta, maar hij had één probleem: ,,Een verschrikkelijk minderwaardigheidscomplex.” Dat overwon hij na zijn carrière. Spiritualiteit en gezondheid staan nu voorop bij Stolker. ,,Ik zie alles en ik voel alles.”

Twee ‘voorwaarden’ stelt Michel Stolker tijdens het telefonisch maken van de afspraak voor een interview. ,,Zeg maar gewoon ‘je’ en ‘Michel’, want we zijn als mensen allemaal gelijk.” En: ,,Je bent van harte welkom, als ik dan nog niet dood ben natuurlijk.”

Stolker is nog springlevend als hij vijf dagen later ontvangt in zijn appartement in een nieuwbouwwijk aan de rand van Etten-Leur. Over zijn gezondheid: ,,Super! Hartstikke super!” Als de koffie en thee op tafel staan, steekt hij meteen van wal. ,,Ik heb heel lang weinig contact met andere mensen gehad. Dat ik contactgestoord was wil ik niet zeggen, maar toch wel contactarm. Dat vind ik heel erg. Ik had een verschrikkelijk minderwaardigheidscomplex.”

Met de nadruk op had, want zo rond zijn veertigste ging de knop om bij de geboren Utrechter. ,,Ik heb het overwonnen, maar daar heb ik keihard voor moeten knokken. Psychiaters bezocht, psychologen, tweehonderd boeken bestudeerd en daar dingen in aangekruist. Ik durf jou nu aan te kijken, dat is iets heerlijks. Als ik vroeger naar een feestje ging, had ik steeds het gevoel: ‘Laat het alsjeblieft snel elf uur zijn, dan kan ik weer naar huis’. Want je voelt je niet prettig. Maar als ze zeiden: ‘Michel, hoe was het nou in de Tour de France?’, dan praatte ik wel. Want dan was ik de wielrenner, niet mezelf.”

Leven en welzijn, spiritualiteit: het zijn thema’s die Stolker mateloos boeien. Op de eettafel prijkt prominent het boek ‘De Sleutel tot Zelf-Bevrijding’ van Christiane Beerlandt, waarin gesteld wordt dat de oorsprong van en oplossing voor veel ziekten te vinden zijn in de geest. ,,Ik ken iemand die hartstikke ziek is en die laat alles maar gewoon gebeuren. Omdat de dokter zegt dat er toch niks meer aan te doen valt. Maar dat verrek ik! Er is meer dan een dokter, ik heb er veel over gelezen. De farmaceutische industrie is veel te machtig, die hebben alles in handen.”

Een voorbeeldje dan: ,,Je hebt vast wel eens gehoord van regressietherapie, dan gaan ze helemaal terug naar je verleden. Rond mijn 55ste kreeg ik pijn in mijn linkerschouder, ik kon er ’s nachts niet van slapen. Als je naar een dokter zou gaan, dan wordt meteen de spuit er in gezet. Dus ik ben naar een regressietherapeut gestapt en die zei: ‘Ontspan je maar even helemaal’. Dan kom je in een soort lichte trance en hebben ze je onderbewuste te pakken. En dat is echt zoals het is, want je onderbewuste liegt niet. Ik bevond me in een soort slagerij, met zo’n groot messenblok naast me. Ineens hoorde ik een heleboel mensen, alsof de school uit ging. Die stonden allemaal voor de deur naar me te kijken. ‘Kijk eens wie er bij staat’, zei de therapeut. ‘Mijn dochter!’ ‘En roep je dochter eens’. Ik had haar al vijftien jaar niet gezien, maar ze kwam naar me toe. ‘Vraag eens of ze het mes uit je schouder wil trekken’. Ze trok het eruit en samen liepen we weg. Dus ik zeg tegen die therapeut: ‘Ik moet m’n dochter bellen!’ Ik heb eerst een brief geschreven, een dag later hing ze aan de lijn. En de pijn was weg!”

‘Verschrikkelijke treinreis’

Maar eerst nog even terug naar de hoofdreden van het bezoek, naar Stolkers carrière als wielrenner.

Als kind uit een gezin van tien en dankzij een oudere broer kwam hij in het peloton terecht. In een wereld die eigenlijk niet de zijne was. ,,Ik herinner me een verschrikkelijke treinreis. Ergens in de buurt van Saarbrücken was een amateurwedstrijd en ik was door de KNWU uitgenodigd. Zat ik daar met Patsi Willekes en Hein van Breenen. Amsterdammers. Schorem, echt waar! Ik schaamde me het lazarus, was zo verlegen. Ik zat maar te grimassen in de hoek. Eentje haalt zo zijn piemel uit de broek. En lachen! In een volle trein. En ze gooiden ook nog een keer een klodder mayonaise uit het raam, zo over een kerel z’n broek heen. Dat was een wereld die zó ver afstond van mij als verlegen jongetje. Een miljard kilometer bij me vandaan. Maar er was voor mij maar één ding: ik moest wielrennen.”

Nadat hij in 1955 onder meer de ronden van Overijssel en Limburg won, werd hij door Kees Pellenaars gevraagd om beroepsrenner te worden bij de Locomotief-formatie. ,,Weet je wat ik verdiende? 150 gulden. Per jaar! Maar door geldprijzen kon je meer verdienen, dat werd gelukkig ook redelijk snel uitbetaald.”

Als eerstejaars kreeg Stolker meteen de Giro én de Tour voor de kiezen. In Italië won hij zelfs een rit: de dertiende, van Lucca naar Bologna. Solo. ,,Je had een fiets, maar er was niemand die zei of je er wel of niet goed op zat. Ik vond zelf dat ik er goed op zat, maar hier is het natuurlijk allemaal vlak. Daar moest je ook bergop en volgens een mecanicien had ik daarvoor een verkeerde houding. Ik kreeg een kortere stuurpen, wel vijf centimeter verschil. Dus ik zat ineens veel dichter op het stuur. We rijden die etappe en Bahamontes was alleen weg. Ik rijden daarachter, kom ik helemaal van voren. Ik voelde geen pedaaltjes, vlóóg omhoog. Dus alleen achter Bahamontes aan, het regende. En in de afdaling vloog ik hem voorbij. Achter mij hebben ze nog wel gereden, maar ze konden me niet meer pakken.”

,,Later in die Giro reden we over de Stelvio met vijf man vooruit, dat was toen gewoon nog een zandpad. Wout Wagtmans zat er ook bij en die heb ik toen steeds met mijn elleboog duwtjes gegeven. Belachelijk hè? Dat mag helemaal niet. Een journalist schreef over mij als ‘de grootste renner die Nederland ooit heeft voortgebracht’. Maar ik ging daar zo diep, ik ben er twee jaar slecht van geweest. Eigenlijk is het ook gewoon moord om wedstrijden van negen, tien uur te organiseren door de bergen. Op díe fietsen en onder díe omstandigheden. We kwamen dikwijls als lijken van de fiets af. Er was vaak ook nauwelijks tijd voor verzorging.”

Stolker herinnert zich ook nog een helse Girorit uit 1961, opnieuw met de Stelvio. ,,We reden op kop voor Anquetil. Het was een lange etappe, tot onderaan de Stelvio reden we door. Daar heb ik me in een café even gewassen, de kruiken gevuld en toen ben ik rustig omhoog gegaan. Ik kwam op veertig minuten binnen. Ik ook vol kunnen doorrijden voor een twaalfde plaats in het klassement, maar wat heb je daaraan? Zo weet ik ook nog dat we een keer de Gavia omhoog reden, terwijl het de dagen daarvoor enorm geregend had. Je ging zó diep de prut in, het was niet te doen. Ik heb denk ik vijfhonderd meter gefietst, de rest moest je lopen of werd je geduwd. Vooral de Italianen werden geduwd natuurlijk. Er was in zijn goede tijd maar één man die fietsend omhoog kon komen: Charly Gaul.”

Aansluitend aan zijn eerste Giro wachtte het volgende avontuur. ‘Je gaat ook naar de Tour’, zei Pellenaars. En je wist nergens van. Ik was 22, maar zag er uit als een knulletje van achttien. Gelukkig ben ik toen in de negende of tiende rit gevallen en kon ik opgeven. Het is niet voor te stellen hoe zwaar de Tour toen was. Ik kwam er toen achter dat mijn geest veel sterker is dan mijn lichaam.”

Als hij zijn dagen had, kon Stolker iedereen aan. Zo won hij in 1962 de prestigieuze maar intussen verdwenen etappekoers Midi-Libre in Frankrijk. ,,Ik won de eerste rit op een manier waarover de Franse kranten schreven ‘à la Coppi’. Drie, vier dagen, dat kon ik. Misschien een week. Maar een Tour… Kort voor de Midi-Libre had ik nog de Ronde van Spanje gereden. Daar werd ik zevende, maar had ik derde kunnen zijn als ik niet voor Anquetil had gewerkt. Ik bleef daarna nog een paar dagen in Spanje. Maar het stortregende, dus ik heb niet meer gefietst. Die eerste rit kwam Seamus Elliott naast me rijden. ‘Hoe is ’t Michel?’ ‘De benen beginnen een beetje los te komen’. Op een gegeven moment reed ik een stukje voor de groep, Groussard kwam bij me. We reden een heuveltje op, helemaal niet vol. Maar ineens was hij nergens meer te zien. Dus ging ik door, op 75 kilometer van de streep. Pas op tien kilometer kwam de ploegleider voor het eerst bij me. ‘Quatre minutes!’, verder zei hij niks. Er zaten vier renners achter me te jagen, maar ze konden me niet terugpakken.”

En in de Ronde van Lombardije van 1960 eindigde Stolker als vierde en sleepte hij een dikke bonus binnen. ,,Ik kreeg een miljoen lire omdat ik op alle klimmetjes bij de eerste vijf boven kwam. Dat was omgerekend 5850 gulden. Met nog vierhonderd gulden van de vierde plaats daarbij kon ik een nieuwe Peugeot 404 kopen. Dat zijn leuke dingen.”

Stolker reed een aantal jaren als helper van de Franse legende Jacques Anquetil en hielp hem in 1962 mede aan zijn derde van in totaal vijf Tourzeges. ,,Je kreeg als wielrenner nooit complimentjes. En je hebt het zo nodig hè? Anquetil deed het wel. Hij reed altijd achteraan in het peloton. Dan zagen de concurrenten hem zitten en daar gingen ze. Dat ging echt hard en dan moest ik met Anquetil in het wiel door de wind naar voren. Dan kwam hij ’s avonds diverse keren bij mij op de kamer langs om me te bedanken. Dus gaf ik me honderd procent voor hem.”

Stolker bleef het beste van zichzelf geven voor anderen, nooit sloeg hij met de vuist of tafel om zelf het kopmanschap af te dwingen. Met gevoel voor theater: ,,God, hoe kom je daar nou bij? Jij bent ook gek, je hebt geen verstand van mensen! Het was wel zo dat het rijden in een buitenlandse ploeg me sterker gemaakt heeft. Meer aanzien, je hoorde toch bij de besten van Nederland. Maar pas na mijn carrière ben ik keihard aan mijn minderwaardigheidscomplex gaan werken. In de wedstrijden was ik ook een totaal ander mens dan nu. Destijds sprak ik bijna niet. Ik weet nog dat ik Jan Raas een keer zag rijden, die deed niks anders dan praten in koers. Maar die praat nu niet meer en ik des te meer!”

‘De groeten, houdoe!’

Spijt dat hij pas laat met zijn broze zelfbeeld aan de slag ging, heeft Stolker overigens niet. ,,Ik ben blij dat mijn carrière zo gelopen is, want anders was ik niet de Michel geweest die ik nu ben. Natuurlijk heb ik er wel eens over nagedacht. Waarschijnlijk was ik dan een andere renner geweest, had ik behoorlijk meer geld verdiend. Maar hoe ga je dan leven? Stel dat ik nu een miljoen win, dan zou ik niet veel anders doen. Ik voel me heerlijk nu. Ik heb veertig jaar keihard gewerkt, eerst in de accuhandel, later in antiek. Je moet gewoon keihard werken en als je dat niet doet, dan krijg je het helemaal op je bord. De fouten die je maakt, worden afgestraft. Op alle fronten. Hippocrates, weet je wat die zei? ‘Ziekten komen niet zomaar uit de lucht vallen, dat is een gevolg van alle kleine dagelijkse zonden die wij de natuur dagelijks aandoen’. Die stapelen zich op en veroorzaken ziektes. En zo is het! Alleen zijn we nu zo ver dat doktoren alles kunnen. We gaan kinderen inenten, maar ze moeten juist meer body krijgen. En waarom iedereen maar in leven houden? Het lijkt wel of doodgaan een zonde is, het is afschuwelijk. We leven, we zijn. Maar doodgaan hoort er gewoon bij, dat is helemaal niet erg. Toen ik hier pas kwam wonen, ben ik langs de dokter gegaan. ‘Ben je voor of tegen euthanasie?’, heb ik hem gevraagd. Hij zegt: ‘Nou ja, ik ben daar toch wel voor’. ‘Dat is goed, dan mag je mijn huisarts blijven. De groeten, houdoe!’

Toen merkte hij nog op dat ik nooit bij een dokter kom. Nee, want als je in dat circuit zit, ben je verloren. Zonder meer. Kom maar eens wat meer in beweging als oudere, of vreet je niet helemaal vol. Die verantwoording heb ik tegenover mijn kinderen. Er kan mij altijd wat overkomen, maar als het te erg wordt, dan stap ik er uit. En dan stap ik er ook uit! Niemand kan me dan tegenhouden. De aarde is een hel, maar als je er keihard op werkt, dan heb je de hemel. Als ik opsta, dan is het ‘wauw!’. Dan zet ik de deur open, heerlijk. Genieten!”

‘Wauw!’

Stolker toont zich een goed gastheer tijdens de twee en een half uur die het interview in beslag nemen. Er is koffie met koek, thee voor hemzelf. Wat later komt er een trommel met stukjes zwarte chocolade op tafel. ,,Hou je daarvan? 85 procent cacao, heel gezond!” En bij het afscheid volgen nog een appel en een flesje water voor onderweg. Niet zomaar water overigens: ,,Ik heb een waterverlevendigingsapparaat dat het water extra zuivert.” Later noemt hij zichzelf ‘gezondheidsfreak’. ,,Sinds kort kan je ook je lichaam aarden, dat doe ik ook. Ik heb zo’n matje onder het bed. We drijven van de natuur af, dat weten we allemaal.”

Tussendoor gaat twee keer de telefoon. De bridgeclub aan de lijn, Stolker speelt twee keer per week mee en wordt als vaste reserve gevraagd voor een extra sessie. Tennissen doet hij ook, fietsen niet meer. ,,Twee jaar geleden heb ik de fietsen verkocht. Wat een groot voordeel is, maar ook een godvergeten nadeel: ik ging steeds in het rooie. Op mijn 75ste wilde ik nog steeds de mannen bijhouden. Het is zo lekker om in het wiel mee te koleren. Nu wandel ik de laatste jaren, fantastisch! Een uur, anderhalf, twee uur… Dat doet me zo verschrikkelijk goed. Wauw!”

De laatste jaren is Stolker helemaal in balans en wil hij graag anderen helpen. ,,Ik voel zo vreselijk veel aan, kijk dwars door de mensen heen. Dat is iets heerlijks!” En wat later: ,,Ik zie alles en ik voel alles.”

Enkele jaren geleden zocht hij een oplossing voor het feit dat hij van dichtbij dubbel ziet en via-via kwam hij in contact met Marianne Notschaele, medium en regressie- en reïncarnatietherapeute. ,,Ze zei tegen mij: ‘Moet je eens luisteren, jij hebt zoveel in je. Daar moet je gebruik van maken’. Iets betekenen voor een ander, om ze van de ellende af te helpen. Dat is nog niet echt van de grond gekomen, maar nu wil ik het echt gaan doen. Ik voel me nu dermate sterk, dat ik er ook echt mee bezig ga.” Vandaar ook het grote bord, in de vensterbank naast de voordeur. ‘U bent OOK welkom voor een goed gesprek over oude zaken. Michel’.

,,En ik ben pas tachtig jaar, iedereen denkt dat ik honderd word. De meeste mensen zeggen: ‘Michel is heel apart’.  Maar dat interesseert me niet. Als ik morgen opsta, wil ik bruisen. En dat kan ook.” Dubbel zien doet hij overigens nog steeds.

‘Te veel aan de vrouw zitten’

Het gesprek schiet diverse kanten op. Over de vele valpartijen in het profpeloton de laatste weken: ,,Kleinere versnellingen en iets bredere en zwaardere banden, dat is de oplossing. Dan ga je geen 65 meer, maar misschien nog maar 55. Een menselijk lichaam kan maar X aan, anders verlies je de controle. Of de mogelijkheid om nog te remmen bij een val voor je. Bij ons vielen er vaak maar één of twee man, nu hele groepen.”

Over vrouwen en seksualiteit: ,,Als je zwaar aan wielrennen doet, is het onmogelijk om seksueel als  een gewoon mens te leven. De Italiaanse renner Girardengo zei het vroeger al: ‘Je gaat naar bed met een vrouw om een kindje te maken’. De Tour de France win je in de winter. En in bed, zonder vrouw. Je ziet ook veel jonge renners die verkering krijgen en gelijk is het gedaan. Verleiding, dat is ook de normaalste zaak van de wereld. Maar wat zijn de beste dopingmiddelen van de wereld? Hormoonpreparaten. En jij geeft je beste sperma weg. Het beste dat er door jou geproduceerd wordt en wat in je hoort. Dat kan je niet aanvullen. Roger De Vlaeminck sliep in de kelder. En ik ben er van overtuigd dat Joop Zoetemelk geen normaal leven heeft gehad. Dat kán gewoon niet! Zelf heb ik het verkeerd gedaan. Gewoon te veel aan de vrouw zitten, ik kan het niet ontkennen. Het is maar een enkeling die het lukt.”

Anquetil lukte het niet, leven als een asceet. Vrouwen, lekker eten, goede wijn: de Fransman liet het zich allemaal goed smaken. ,,Maar Anquetil kan je niet tussen de gewone mensen zetten. Ik heb ook wel gehoord dat hij na zijn carrière in de beste hotels kwam en dat er dan steeds vier of vijf meiden op hem zaten te wachten waar hij uit kon kiezen. Maar hij was 53 en hij ging… Overal is een eind aan.”

Doping komt ook ter sprake. ,,Enkele jaren geleden was Mart Smeets hier met een cameraploeg. We hebben een tijd zitten kletsen, toen het klaar was pakten ze alles weer in. Ik zeg tegen Smeets: ‘Je hebt helemaal niks gevraagd over doping!’ ‘Wil je dat dan?’ ‘Ja hoor, ik heb niks te verbergen’. ‘Jongens, uitpakken de boel!’ Toen heb ik eerlijk gezegd dat ik opwekkende middelen gebruikt heb, amfetaminen. Ik heb zo’n 25 koersen gewonnen, twintig daarvan clean. Alleen in de grote wedstrijden nam je wel eens wat, niet te extreem. Vooral in bergritten. We zaten een keer in de Giro met Anquetil, hij bleek in de vlakke ritten al steeds een opwekkend middel te nemen. Hilaire Couvreur zei: ‘Je bent hartstikke gek! Als ze je linkerpoot er af zagen, kan je nog winnen’. Wij als knechten reden gewoon zonder, klaar. Hij nam die rotzooi. Toen is hij er mee gestopt, tot aan de tijdrit. Als je elke dag een aspirientje neemt, slaat het bijna niet meer aan. Zo is het bij alle middelen.”

Over middelen gesproken: van een experimentje op zijn tijd is Stolker niet vies. ,,Mijn dochter vertelde eens dat ze spacecake had gegeten. ‘Echt? Dat wil ik ook wel eens proberen’. Gewoon om eens te ervaren. ‘Een plakje heb je niks aan’, zei mijn schoonzoon. Dus heb ik ongeveer een kwart van die hele cake opgegeten. Maar we hadden daarvoor gewoon om zes uur gegeten, dus ik merkte er niks van.” Dan, ineens: ,,Ik ben ook niet bang om een keer heroïne te proberen. Om eens mee te experimenteren, daar heb ik geen enkel probleem mee.”

 

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in Wieler Revue.

Arie Hut
Laatste berichten van Arie Hut (alles zien)