In een houten iglo in het Balnéa te Loudenvielle lagen drie dames en één heer met de oren onder water. Op een lege plek volgde ik hun voorbeeld. Boven water hoorde je niets, onder water klonk panfluitmuziek. Dat deed mij denken aan wielrennen.

Ik woonde ooit aan de Bredabaan te Merksem aan het parcours van de Schaal Sels, een 1.1 koers in de UCI Europe Tour. Ieder jaar werd een spandoek aan mijn balkon bevestigd en wist ik dat ik het weekend daarop geen kant op kon. Niet dat ik ergens heen zou willen als de Schaal Sels verreden werd. De wedstrijd is vernoemd naar Jacques-Charles Sels, een bekend journalist. Sels sprak zes talen en schreef voor zeventien dagbladen. Kom daar nog maar eens om.

De Bredabaan was ieder jaar ook het toneel voor de langste braderie van België. Moest je voor de Schaal Sels maar één dag rekening houden met een afgesloten straat, de braderie legde het verkeer drie dagen plat. Alle jaren dat ik daar woonde kwamen er de avond voorafgaand aan de braderie een groep indianen de straat ingereden in een hedendaagse huifkar. Vlak voor mijn deur stapten er steevast drie of vier uit. Binnen geen tijd stond er een kraampje op mijn parkeerplaats en ging het vuurwater in de rondte. De indianen sliepen onder nieuwerwetse bizonhuiden in het kraampje en tegen het ochtendgloren werd het kraampje verder ingericht met dromenvangers en houtsnijwerk.

Drie dagen lang om 09:00 uur ving de braderie aan en drukte de stamoudste op play en vanaf dat moment klonk er panfluitmuziek op de plek waar een week later of vroeger, dat is me ontschoten, de profs nog één keer opschakelden om de eindsprint aan te gaan. Onder water bedacht ik mij dat ze in het teken van de Tour de France eigenlijk een commentaarband hadden moeten laten horen van de aankomst op de Tourmalet in 2010. Geen superspannende aankomst, dus net zo rustgevend en wel zo gepast.

De smidse in Sainte-Marie-de-Campan

De smidse in Sainte-Marie-de-Campan

De Tourmalet is de eerste berg die ik ooit heb beklommen. Met een busje van de organisatie werd ik afgezet voor de smederij te Sainte-Marie-de-Campan, alwaar Eugène Christophe 102 jaar geleden zijn voorvork stond te bewerken. Christophe reed aan de leiding van de Tour de France toen op de Tourmalet zijn voorvork brak. Toen waren er geen ploegleidersauto’s en bovendien was hulp van buitenaf niet toegestaan, dus hij moest vijftien kilometer te voet afdalen naar het dorpje onderaan de klim om in de smidse zijn vork eigenhandig te smeden. De behulpzame Corni, zoon van de smid, liet het vuur oplaaien middels de blaagbalg, wat de onfortuinlijke renner op 10 minuten straftijd kwam te staan wegens hulp van buitenaf. Dit werd uit coulance later verminderd tot 3 minuten. Koud uit het busje stapte ik op een te kleine fiets en reed op mijn gemak de berg op.