Als Agnes Loohuis-Damveld terugdenkt aan de door haar gewonnen Vijfdaagse van Karl-Marx-Stadt, ziet ze de beelden van gaarkeukens. De DDR was in de zomer van 1990 net de DDR niet meer maar van een Bondsrepubliekelijke welvaart was echt nog geen sprake.

‘Zeker op het platteland. De etalages waren leeg, en er was niks te doen; de kinderen waren blij om ons en de koers te zien.’

De wedstrijd werd eind juni-begin juli verreden, en op 1 juli werd in het voormalige Oost-Duitsland de Oostmark ingeruild voor de (West-)Duitse Mark. Loohuis: ‘De ene avond kochten we ’s avonds een kan koffie voor 1,50 Oostmark, de volgende avond moest je 7,50 Duitse Mark betalen. Onbegrijpelijk.’

‘Er was echte armoede, en dat doet wat met je. Heel veel mensen stonden in de rij voor eten. In de oranje shirts van de nationale ploeg kregen wij voorrang bij die gaarkeukens’, vertelt Loohuis enigszins bezwaard.

Vergeleken met nu was het voor Nederlandse topwielrensters zoals Loohuis overigens ook geen vetpot. ‘Als lid van de nationale selectie kreeg ik 200 gulden onkostenvergoeding per maand. Ik werkte daarnaast 20 uur per week en in de zomermaanden nam ik onbetaald verlof; ik moest zelf m’n pensioenpremie doorbetalen en kon op de polis van mijn man in het ziekenfonds .’

Dat had de bescheiden Loohuis er wel voor over. Of liever: ze vond het de gewoonste zaak van de wereld. ‘Ik fietste voor de sport, niet voor het geld. Op een gegeven moment kreeg ik via mijn plaatselijke fietsenzaak Shimano-fietsschoenen, dezelfde als Leontien van Moorsel. Gratis, omdat ik een etappe in de Tour Féminin had gewonnen. Ik was echt verbaasd.’

In de Vijfdaagse van Karl-Marx-Stadt bestond de Nederlandse selectie naast Loohuis uit onder andere Natasha den Ouden, Vanessa – de Spijker – van Dijk en Cynthia Lutke-Schipholt.

Agnes Loohuis was rond Karl-Marx-Stadt, dat in die tijd weer de oude naam Chemnitz kreeg, ook nog eens de gevierde held. ‘In de proloog werd ik tweede, ik won de bergetappe, een tijdrit en ook nog het eindklassement.’

Winnen betekende prijzen. Voor Loohuis stond er een auto klaar waar Oost-Duitse families twaalf jaar op moesten wachten: een echte Trabant. Waarde: 12.500 Duitse (West)Mark.

Loohuis besluit om met het autootje naar Nederland te rijden. ‘Maar bij de Nederlandse grens moest ik invoerrechten betalen: 5600 gulden!’

Tja, laat je de Trabant dan staan of niet? ‘Mijn man zei: Het is leuk om ‘m te hebben, je hebt die auto toch gewonnen?’ De auto moet in Nederland worden goedgekeurd maar die procedure duurde ongeveer een jaar. ‘In dat jaar heb ik ‘m wel regelmatig gestart; steeds even kijken of ie het nog deed.’

Loohuis zat meestal op de fiets maar heeft na dat jaar toch nog zo’n anderhalf in de Trabant gereden, voordat ie voor 9000 gulden aan een liefhebber is verkocht.

Foto’s uit privécollectie van Agnes Loohuis-Damveld

Jos van Nierop
Laatste berichten van Jos van Nierop (alles zien)