Met een korte, binnensmondse vloek haalt Nathan Dahlberg een gloeiendhete pan van het fornuis. Zoals zoveel mensen houdt de Nieuw-Zeelander er niet van als hij wordt gestoord, precies op het moment dat hij wil gaan eten. Uitgerekend nu de zelfbereide rijst en groenten gaar zijn, schalt het indringende geluid van de voordeurbel door het Gentse flatje van de neoprof. Nog voordat Dahlberg de pan op tafel heeft kunnen zetten klinkt de bel een tweede keer, direct gevolgd door een derde. Een mengeling van irritatie en nieuwsgierigheid trekt de Nieuw-Zeelander als een onzichtbare magneet richting de voordeur. De maaltijd zal even moeten wachten. Veel trek had Dahlberg toch al niet. Het lichaam van de renner is nog te veel bezig te herstellen van de zojuist gereden kermiskoers en door datzelfde rondje rond één van de vele Vlaamse kerken is het inmiddels al lang etenstijd geweest. Het is hoe Nathan Dahlberg de zomer van 1988 grotendeels zal doorbrengen. Terwijl een aantal van zijn ploeggenoten bij het Amerikaanse 7-Eleven diezelfde dag is begonnen aan de 75ste editie van de Tour de France, maakt de Nieuw-Zeelander kilometers in Vlaanderen. Ploegleider Mike Neel vindt het simpelweg te vroeg voor een 24-jarige neoprof om drie weken af te zien in Frankrijk. In de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix had Dahlberg een paar maanden eerder mogen ruiken aan het echte werk, maar daarna had de ploegleiding van 7-Eleven haar pupil geadviseerd rust te nemen en in de luwte ervaring op te doen. Kermiskoersen rijden dus, in de omgeving van Gent, waar Dahlberg vier jaar eerder vanuit Nieuw-Zeeland naartoe is verhuisd om zijn droom prof te worden waar te maken. Natuurlijk had hij die middag even aan zijn ploeggenoten in Frankrijk gedacht. Aan kopman Andrew Hampsten, een paar weken eerder nog de verrassende winnaar van de Giro, maar ook aan sprinter Davis Phinney en het jonge aanstormende talent Raúl Alcalá. De ambitie om hen in de toekomst te vergezellen in de Tour had Dahlberg extra krachten gegeven in die onbeduidende Vlaamse kermiskoers.

Als Nathan Dahlberg zijn voordeur open doet kijkt hij recht in het gezicht van een onbekende man. Die neemt niet de tijd een reactie van de verbaasde renner af te wachten en begint zonder te groeten uit te leggen waarom hij op de eerste zondagavond van juli Dahlberg van zijn maaltijd komt afhouden. In steenkolen Engels, waar het Vlaamse accent met elke zin meer doorheen sijpelt, begint de man te vertellen dat hij een bekende is van Mike Neel, Dahlbergs ploegleider bij 7-Eleven. Die had hem kort daarvoor in paniek gebeld met het dringende verzoek direct naar de flat van de Nieuw-Zeelander te rijden. Een ieder die nog wel eens terug verlangt naar het tijdperk dat niet de hele wereld continu op zijn mobiele telefoon zat te koekeloeren, zal beamen dat het apparaat in bepaalde situaties toch echt een uitkomst is. Niet talent of vorm, maar bereikbaarheid kan in 1988 zomaar een doorslaggevende factor zijn als het gaat om Tourdeelname. Daar kan Wiebren Veenstra over meepraten. Als de Belg Patrick Jacobs twee dagen voor de Tourstart ziek wordt en eerste reserve Hendrik Devos toevallig net in een kermiskoers zijn sleutelbeen blijkt te hebben gebroken, neemt Hitachi-ploegleider Berten De Kimpe zijn telefoonlijst met vervangers ter hand. Reserves Edwin Bafcop, Jozef Lieckens en Masatoshi Ichikawa zijn echter geen van drieën bereikbaar voor hun ploegleider en dus besluit De Kimpe ten einde raad dan maar een telefoontje naar Friesland te plegen. Vijfde reserve Wiebren Veenstra bewijst zichzelf een enorme dienst door wel op te nemen en mag twee dagen later als eerste Fries onverwacht zijn Tourdebuut maken.

Achtenveertig uur na het telefoongesprek tussen Berten De Kimpe en Wiebren Veenstra is de definitie van ‘bereikbaarheid’ voor Mike Neel een heel andere dan voor zijn Belgische collega van Hitachi. Is er een renner van 7-Eleven die binnen twaalf uur aan de start van de Tour in Pontchâteau kan verschijnen en de plaats in kan nemen van de onfortuinlijke Bob Roll? Eén van de meest excentrieke renners van de jaren ’80 knalt bij het warm rijden tegen een toeschouwer, breekt zijn sleutelbeen en loopt bovendien een hersenschudding op. De Tour van Roll is al ten einde voordat die goed en wel begonnen is. Het is de twee grote ronde op rij waarin Bob Roll de krantenkoppen haalt. Deed hij dat in voorgaande jaren door middel van verhalen over zijn jeugd – Roll was als tiener lid van een jeugdbende – of zijn teruggetrokken bestaan – Roll leeft ‘s winters als indiaan in een zelfgebouwde blokhut in de Sierra Nevada – tijdens de Giro van 1988 komt Bob Roll in het nieuws door volledig onderkoeld en met een hartritme van nog geen 27 slagen per minuut de beruchte etappe over de Gavia te voltooien. Opgeven komt geen seconde op in het hoofd van de Amerikaan. De Giro rijdt Roll ondanks de onderkoeling dan ook gewoon uit. Aan de Tour van 1988 kan hij door zijn val, een paar minuten voor de start van de zogenaamde préface, echter niet beginnen. De hersenschudding laat Roll geen andere keuze. Vandaar dat er niet negen, maar acht renners van 7-Eleven aan de start staan van een noviteit in de Tour. De préface is een vijf kilometer lange ploegentijdrit, die overloopt in een individuele kilometer tegen het uurwerk voor slechts één afgevaardigde per ploeg. De overige acht mogen hun benen stil houden en op het gemak uitbollen, terwijl hun collega duizend meter lang de longen uit zijn lijf trapt. Het is een opvallend, en achteraf ook eenmalig, compromis, waarmee de Tourdirectie zich enerzijds houdt aan de stalorder van de FICP dat een grote ronde in 1988 niet langer mag duren dan precies 21 dagen. Anderzijds is het departement Loire-Atlantique in Bretagne een vierdaags Tourbezoek beloofd, met behalve een ploegenpresentatie en meerdere etappes een proloog op zondag 3 juli. Toen die op last van de internationale wielerbond de nek om moest worden gedraaid, was de officieuze préface de gulden middenweg om alle partijen tevreden te houden. De uitslag van het circusnummertje is alleen van belang voor de startvolgorde van de ploegentijdrit op de volgende dag en de nummers 1 en 2 van de individuele kilometer mogen respectievelijk geel en groen dragen in de eerste echte etappe. Het levert winnaar Guido Bontempi en runner-up Peter Stevenhaagen een fraaie Tour-souvenir op, die ze anders nooit zouden hebben gehad.

Het feit dat de préface officieel geen deel uitmaakt van de Tour de France van 1988 betekent voor de 7 Eleven-ploeg dat de ongelukkige Bob Roll op de valreep nog mag worden vervangen. Mits de Amerikanen er in slagen om één van hun renners de volgende ochtend in Bretagne te krijgen, precies op tijd om aan te sluiten bij het peloton voor de 91 kilometer lange openingsetappe naar Machecoul. De factor tijd reduceert de opties van Neel al snel tot één enkele naam. Die van een Nieuw-Zeelandse neoprof met een flatje in Gent, een slordige zevenhonderd kilometer van Pontchâteau. Dat die renner geen telefoon in huis heeft kan Mike Neel niet ontmoedigen ten minste een poging te wagen zijn pupil op tijd in Frankrijk te krijgen, zodat 7-Eleven in plaats van met acht gewoon met negen man aan de Tour kan beginnen. De ploegleider besluit een Gentse kennis te bellen met het dringende verzoek ene Nathan Dahlberg thuis op te zoeken en hem zo snel mogelijk naar Frankrijk te rijden. De Nationale Postcode Loterij bestaat in 1988 nog niet en Gaston Starreveld werkt nog achter de schermen bij Joop van den Ende, maar de Nieuw-Zeelandse renner zal door het bezoek aan zijn voordeur minstens net zo verrast zijn geweest als een winnaar van de straatprijs. Hij bedenkt zich dan ook geen moment als hij het opmerkelijke verzoek aanhoort. Dahlberg schuift voor vertrek nog gauw zijn versbereide maaltijd naar binnen. De energie zal hij tijdens de autorit naar Frankrijk en de eerste Tour-dagen hard nodig hebben. Het gebruikte serviesgoed verdwijnt in de gootsteen en snel raapt hij wat spullen bij elkaar. Op naar Frankrijk!

Iets meer dan een half etmaal later staat Nathan Dahlberg naast zijn acht ploeggenoten aan de start van de eerste Touretappe in Pontchâteau. De adrenaline in zijn lijf dicteert de vermoeidheid en de zenuwen naar de achtergrond, als een opstandige kleuter die door de schooljuf in de hoek wordt gezet. Slechts drie uurtjes heeft Dahlberg kunnen slapen, terwijl de man die hij kort daarvoor had ontmoet zijn auto in hoog tempo over de Noord-Franse wegen stuurde. En nog een uurtje na aankomst in het hotel. Door het slaapgebrek voelt alles nog onwerkelijker dan het al is. Nathan Dahlberg is binnen 24 uur van kermiscoureur plotseling Tourrenner geworden. Als helper van sprinter Davis Phinney zal hij de Tour van 1988 zelfs uitrijden. Dahlberg wordt 144ste, op 2 uur en 42 minuten van winnaar Pedro Delgado.

Vincent de Lijser