Afgelopen zondag reed ik mijn eerste wielerwedstrijd. Het was in Groningen, op het Nederlands kampioenschap voor journalisten. B-groep. Geen idee waar ik ben geëindigd. Maar ik kon de winnaar over de streep zien komen, dus volgens mij deed ik het nog best aardig. Een verslag.

Het parcours voerde door het zuiden van de stad Groningen. Ik woon daar, ik ben wielerverslaggever, ik ben enthousiast amateurkoerser. Leek me niet een hele ingewikkelde beslissing. Ik schreef me in voor de B-groep. Zelfkennis. Thijs ‘net niet genoeg voor het profpeloton’ Zonneveld won vorig jaar de A-groep. Net niet goed genoeg. Da’s nog altijd een behoorlijk renner. Ik zou jankend van de zuurstofschuld in een greppel gevonden worden als ik aan dat karretje was gaan haken.

In de week voorafgaand aan de koers, fietste ik in de avonduren in totaal zo’n tweehonderd kilometer bij elkaar. Iedere avond thuisgekomen met verkleumde vingers, maar dat hoort bij het fietsen. Bloedcirculatie is een emotie. Ik voelde me goed, maar ik had nog nooit in een groepje écht hard gereden. Enkele jaren geleden haakte ik met een goede vriend aan bij twee heren tijdens een zomeravondritje. De mannen vonden het vervolgens dolkomisch om het tempo op te schroeven tot 45 km/u en mij piepend en krakend achter te laten in het Noord-Groningse landschap. Ik ben toen, heel zielig, alleen naar huis gereden. Daar opende ik een beugelflesje en zwoer ik dat ik me nooit meer uit een wiel zou laten rijden door een wielertoerist.

NK Journo

Een NK voor journalisten in m’n eigen achtertuin kan ik echter niet laten gaan. Op zondagochtend haalde ik startnummer 13 af in de plaatselijke kerk. Het startnummer ging, geheel volgens de regels, ondersteboven op de rug. Ik mocht dan een rookie zijn in de koers, ik was de regels van Herman Chevrolet niet vergeten.

Startnummer dertien stond om iets na half één enigszins nerveus met zijn zeem te schuiven over zijn zadel. Ik had nog altijd geen idee wat ik kon verwachten toen de bel klonk voor vertrek. Geen idee of ik mee zou kunnen, geen idee of ik kans maakte op de overwinning, geen idee of ik overeind zou blijven.

Nog geen kilometer in de koers wist ik exáct wat ik kon verwachten. Ik was in het gezelschap van kleppers. Echte. Het tempo zat direct op de zo gevreesde 45 kilometer per uur. Er was geen inrijden, geen keuvelen, geen wandeltempo. Het was, om maar even een bekende uitdrukking te gebruiken, koers.

Ik wist gelijk wat ‘harken’ betekende. Snokken, stoempen, aan het elastiek zitten, om je moeder roepen, dat gebaar met de vishaak, ik leerde het allemaal binnen twee minuten. Ik leerde ook hoe het voelde om in iemands wiel te zitten. Ik liet me meezuigen in de slipstream. In Haren was er vooraan een misverstand tussen twee renners. Eentje viel. Ik had nog nooit iemand ‘live’ zien vallen. Ik zag in een flits hoe hij gelijk opstond. Goddank. Geen tijd om verder te denken. Aanhaken.

Het eerste lokale rondje was in een flits voorbij. Bij het passeren van start-finish hoorde ik mijn moeder mijn naam roepen. Ze was komen kijken. Ik wilde groeten, maar het enige wat ik kon bewegen, waren mijn benen. Het tweede, en tegelijk laatste, rondje verliep net zoals de eerste. Volgas. Af en toe keek ik op de fietscomputer. Nog altijd ruim boven de veertig per uur. Veertig! Ik was de laatste man in de kopgroep. Achter me stond de laadklep wijdopen. Ik hoefde steeds net niet te lossen. Ik had hoop.

Met nog een kilometer te gaan plande ik mijn aanval. Hij zou plaatsvinden na de laatste rotonde en het zou alles-of-niets zijn. Gewoon zo hard als je kan proberen om de voorste mannen te verrassen. Op het moment dat ik dat bedacht, naderden we die rotonde. We gingen er rechts langs. Een van de deelnemers overschatte zichzelf gigantisch, ging linksom bij de vluchtheuvel, wilde toch rechtsom over de rotonde om zijn positie niet kwijt te raken. Dat zijn teveel wensen. De man klapte op zijn kanis.

“Wat een gek”, brulde iemand naast me. Ik moest remmen en zag mijn aanvalsplannen in het water vallen. Ik moet de zelfoverschatter op een haar na gemist hebben, maar tegen de tijd dat ik dat bedacht, was ik alweer op volle snelheid. Ik zag de koplopers op dertig meter voor me de laatste bocht ingaan. Mijn ontsnappingspoging was in geen miljoen jaar gelukt, maar ik had het graag willen proberen.

Ik bolde uit over de streep en groette alsnog mijn moeder en vriendin. Zij waren allang blij dat ik overeind was gebleven. Tiende is ook knap, zou moeder zeggen. Ach ja, waarom ook niet. Ik had me niet uit het wiel laten rijden. Ik had woord gehouden.

Die middag moest ik een traan wegpinken toen ik Sep Vanmarcke voor de Sporza-microfoon zag huilen. Het zal de vermoeidheid zijn geweest. Seps moeder zal ’tweede ook heel knap’ hebben gevonden.

Uitslag Cat. A

1. Erik van Lakerveld (Schaatsen.nl)
2. Daan van den Berg (BNN)
3. Willem Sipkema (Wieler Revue)

Uitslag Cat. B

1. Date Burgerjon (Leeuwarder Courant)
2. Harm Vonk (Dagblad van het Noorden)
3. Pieter Evelein (De Volkskrant)

Uitslag Dames

1. Annemiek van der Ploeg (Leeuwarder Courant)
2. Anita Pepping (Dagblad van het Noorden)
3. Nanda Troost (De Volkskrant)
Binnenkort op deze site de uitnodiging voor de hetiskoerskoers op zaterdag 1 juni, een toertocht met aansluitend de mogelijkheid om te supporteren bij de Met Het Oog Op Morgen Bokaal (MHOOMB)! 
Ivo Pakvis
Twitter
Laatste berichten van Ivo Pakvis (alles zien)