Zeven etappes. Zo lang duurde het wachten op een massasprint die Marcel Kittel met twee geamputeerde benen had kunnen winnen. Dat is ooit anders geweest. Neem nu de Tour van 1998 (Godwin zegt hierover dat die in elk willekeurig wielergesprek wel ter sprake komt, iets wat hij ook zegt over Lance Armstrong en het dagboek van Mario De Clercq), waarin na één week koersen het verschil tussen de vijfde en de 142ste geen twee minuten was. Dat verschil bedraagt in de huidige Tour 35 minuten. De laatste stond in 1998 op hetzelfde moment op iets meer dan 17 minuten en bij de dertien laatsten waren Cipollini en zeven onderdelen van zijn sprinttrein te vinden. Nu staan nog een luttele 69 renners binnen die tijd.

Er is niks mis met een etappe van 180 kilometer waarbij 160 kilometer twee Fransmannen van Bretagne – Séché, een Belg van Cofidis en een Tsjech van Bora op kop rijden en elkaar het wit uit de ogen kijken om als eerste op een bergje van vierde categorie boven te komen en aan het eind wordt in een massasprint beslist wie wint. Er is ook niks mis met hooibalen en kastelen die door beeld schuiven, terwijl commentatoren een toeristische brochure voorlezen. Het moet in wielermiddens zowat even taboe zijn om dit luidop te zeggen als op je bovenarm de beeltenis van Thomas Voeckler te laten tatoeëren. Maar toch kan het niet genoeg gezegd: sprinters zijn de grootste bedreigde diersoort in het wielerpeloton.

In elke koers moet er wel een bergje liggen. Zo’n kuitenbijter op liefst minder tien kilometer van de aankomst die de halfbakken sprinter al voor de eindstreep de kans geeft af te rekenen met de volbloed sprinter. Zo is er Milaan-San Remo waar alles aan gedaan wordt om geen sprinter te laten winnen. Men zou net geen ommetje maken langs de Dolomieten. In de Giro een zelfde tendens. Sinds de hoogdagen van Petacchi en Cipollini definitief voorbij zijn, is elke vlakke meter in de Giro er één om te mijden. Maar de Giro-organisatoren zijn buigzaam. Het ontluiken van een nieuwe Italiaanse topsprinter is voldoende om daar verandering in te brengen.

De Tour, het sprintfestijn bij uitstek, leek gespaard te blijven van dit misprijzen ten aanzien van sprinters. Alsof pure sprinters niet evenveel renner zijn als uitgemergelde klimmers. De bakermat van de wielersport ligt nochtans op de wielerbaan. Maar de grootste inspirator van de parcoursbouwers van de Tour is de parcoursbouwer van de Giro. Er was een vlakke tweede etappe, alleen weet je daar van tevoren dat er maar één renner in het peloton zuchtend moet blazen en de boel ligt al in waaiers. Etappe 3 kende een aankomst op een Muur, de vierde was een soort van loterij en de zesde op maat van klonen van Greg Van Avermaet. Alleen de vijfde etappe eindigde op een sprint van een uitgedund peloton, waarvan de rest al dan niet levend werd achtergelaten in het rurale Picardië, zodoende gisteren pas de eerste echte massasprint te beleven viel.

Het is een teken des tijds, de Tour moet spektakel bieden, het fastfood voor mensen zonder verbeelding. Echte wielerfans zijn bikkels die 140 kilometer naar een rit kijken met op kop twee Fransmannen van Bretagne – Séché, een Belg van Cofidis en een Tsjech van Bora, genieten van de voorspelbaarheid, juichen aan het eind een renner toe die de volledige afstand van de rit op de laatste 200 meter na in de wielen heeft gezeten en morren hier niet over in de pers. Mocht Cipollini nu wielrenner geweest zijn, dan zou hij niet alleen omdat Fuentes voor onbepaalde tijd zijn activiteiten heeft opgeschorst maar vooral door overijverige parcoursbouwers met moeite het palmares bij elkaar sprinten van Endrio Leoni.

Nu parcoursbouwers het almaar spectaculairder willen, rest er nog één vraag: waar eindigt dit? Na een daalproloog op de Tourmalet op dag 1 rijden de renners zes etappes in de Pyreneeën. Vlak voor de rustdag rijden ze een ploegentijdrit op Plateau de Beille. Na een dag rusten volgt een overgangsetappe, met name een individuele tijdrit van 110 kilometer ergens tussen Pyreneeën en Alpen. Tegen de saaiheid wordt elke renner achternagezeten door een dopingcontroleur of een wild dier naar keuze. Vervolgens rijdt het peloton meer dan een week etappes door de Alpen. Een deel van rit 16 wordt halsoverkop geschrapt vanwege tien vlakke kilometers na elkaar. De Tourdirectie verontschuldigt zich, Patrick Lefevere noemt Guy Dobbelaere een incompetente loser. Voor de slotrit vliegen de renners rechtstreeks vanuit Noord-Italië (waar ze drie ritten hebben betwist over Mortirolo, Zoncolan en Stelvio, volgens kwatongen omdat de bergen in Frankrijk inmiddels op waren) over naar Gent waar ze een rit van 250 kilometer te wachten staat over de wegen van de Vlaamse Ardennen met aankomst in het Bos van Wallers, naar waar de Eiffeltoren voor één dag is verhuisd. Maar renners klagen niet, fiere hobbyverzamelaars van oorlogswonden.

Vanmiddag ligt de aankomst op de Mûr-de-Bretagne. In mijn gedachten wint Cipollini voor Svorada en Kirsipuu. Steels wordt pas vijfde.

Matthias Vangenechten
Laatste berichten van Matthias Vangenechten (alles zien)