Een pleidooi om af te rekenen met een jeugdheld op zijn sterfdag lijkt wat cru. Daar staat tegenover dat ik Laurent Fignon zag als lichtend voorbeeld toen de rest van de wereld hem een arrogante zak vond.

Fans discussieerden ooit driftig wat het kill your idols op het shirt van Axl Rose betekende. Trouwens ook een tegendraads stuk vreten, ook met jaren ’80 zweetband en een paardenstaart. Maar – sorry fans – híj is een overschatte malloot, Fignon niet. Al is helden vergelijken net zo stupide als ze blijven koesteren. Voor je het weet worden het halve heiligen, roeien halve bevolkingsgroepen elkaar er om uit.

Een puber kiest helden die z’n eigen persoonlijkheid uitvergroten, of diens heimelijke ambities vertegenwoordigen.

Ik zou de Tour nooit gaan winnen. Of fotografen op hun bek slaan. Het eigengereide kopiëren, alleen dat lukte aardig.

Me hardop vereenzelvigen met mijn voorbeelden heb ik nooit gedaan, uit schaamte denk ik. Sportfans of groupies, ik vond het simpele zielen. Van andersmans roem moet je niet afhankelijk willen zijn. Vergeelde posters aan de muur van een onwelriekende jongenskamer, meer waard is het niet.

Laurent FignonMisschien was ik ook wel de enige die Fignon in ’89 beter vond dan Lemond. Niet alleen vónd, nee, ordners vol uitslagen, avondvullende verhandelingen wil ik nog altijd aan die stelling verspillen. Alles om te bewijzen dat er die zondagmiddag op de Champs-Élysées groot sportief onrecht plaatsvond. Net zo makkelijk leg ik trouwens uit dat Fignon zonder blessures (en Lemond) de Tour wel zes keer gewonnen zou hebben.

Ik wil niet verongelijkt iets rechtzetten. Of pretenderen een nieuwe pubergeneratie los te kunnen weken van hun boyband (of ayatollah). Wielrennen zou niet bestaan zonder (anti-)helden. Net als bij andere sporten is het therapie voor gekwetste kinderzielen, troost, maar dan mooier. Toen de necrologieën vorig jaar verzuimden Fignon in één adem te noemen met andere grote winnaars voelde ik het opborrelen: kinderachtige verongelijktheid. Ik was het niet kwijt dus.

Is dat wat een held je later oplevert? Noem me trouwens één andere renner die na het tijdperk Merckx/Hinault het podium haalde in alledrie de grote rondes én meerdere klassiekers won. Even vasthouden, die vraag.

In de maanden na die nederlaag in ’89 (echte groten verliezen groots) was onze enige ontmoeting, of wat daar op lijkt. Op een winderig, grijs plein in Nieuwegein wilde ik als één van de weinigen zijn handtekening, tijdens de Ronde van Nederland. Fignon zat voor de start wat te sikkeneuren in een ploegleiderswagen. Ik denk niet dat hij piekerde over de held-pupil-relatie op lange termijn, hij vroeg zich waarschijnlijk af wat hij hier in vredesnaam deed. Toen ik mijn schriftje en pen aanreikte draaide hij zonder te kijken het raam dicht. Mijn pols raakte bekneld. Ik voelde me de Michael Jackson-fan die was uitgenodigd op Neverland om daar dan gebeten te worden door een chimpansee. Maar besloot tegelijk dat dit een incident zonder gevolgen zou zijn.

Toen de Tour een paar jaar later in Nederland kwam zag ik hem nog eens. De afgeschreven anti-held, die een week of wat later trouwens onverwacht een prachtige zege behaalde (zie Ode aan Fignon deel 1) Na de finish in Valkenburg beukte hij met zijn fiets tegen een toeschouwer die niet op tijd aan de kant ging. Ik was inmiddels geen puber meer, maar vond het stiekem wel stoer. Hij was dus echt zo. Al was het een zachtaardige, sympathieke man, zeggen ze. Die vorig jaar veel te vroeg dood ging aan kanker.

Ik had hem graag nog eens geïnterviewd, al wist ik niet wat ik hem nou echt zou willen vragen. Zo belangrijk is een held blijkbaar niet. Of hij zich ooit heeft afgevraagd op welke manier mensen zich nou vereenzelvigen met een Tour- of Giro-zege? Of het in het licht der eeuwigheid méér is dan een aantal middagjes mooie koers?

Het zal hem een zorg geweest zijn. Misschien had hij geweten wie die ene andere renner was na Merckx/Hinault… met wie de vergelijking trouwens ook al onzinnig is (zoveel saaiheid op één fiets)

…Rominger! Maar die won de Tour nooit en sloeg geen fotografen op hun bek.

Mark de Bruijn