Naast de regels die de UCI ons oplegt, bestaat er in de wielrennerij een aantal regels of wetten die ongeschreven zijn, maar daarom niet minder belangrijk. Waar de regels van de Internationale Wielerbond gestoeld zijn op discipline, zijn de ongeschreven wetten vooral een een gevolg van sociale druk, uitgeoefend door het peloton en zijn volgers. Het is eigenlijk net de ‘grotemensenwereld’; er zijn bepaalde dingen die je gewoon niet doet.

De meest bekende is dat je niet gaat demarreren als de klassementsleider gaat plassen of pech heeft. Dat is een soort competitievervalsing en de leider in kwestie geniet in deze situatie zoveel respect dat diegene die dit toch probeert, weggehoond wordt door de rest van het peloton en waarschijnlijk heel snel met zijn staart tussen de benen terugkeert in de groep.
Not done!

Dan heb je daarop de iets minder bekende variant van het niet plassen tijdens het demarreren. Dit is ten eerste erg smerig. Ten tweede verlaagt het de kans op een geslaagde aanval aanzienlijk en ten derde is het erg smerig.
Not done!

michielelijzen

 

Nog een ‘wet’ die de meesten wel zullen kennen: Als je samen met iemand voorop rijdt die ver achteraan in het klassement staat en jij hebt de kans om, als je vooruit blijft, de leiderstrui te pakken dan gun je meestal je kompaan de ritoverwinning en mag jij de kussen en de trui ontvangen als nieuwe leider. Een soort win-win situatie tenzij de rondemiss die de kussen voor de etappezege uitdeelt veel lekkerder is natuurlijk. Een niet onbelangrijk detail bij deze wet: Dit geldt dus niet voor eendagswedstrijden. Die fout heb ik regelmatig gemaakt want anders had mijn erelijst er vanzelfsprekend veel indrukwekkender uitgezien.

Nu zijn er ook bepaalde regels die je moet volgen als je in de volgerskaravaan rijdt. Zo wacht je netjes op je beurt om bidons aan te geven aan je renners totdat de auto voor je klaar is met zijn werk. Je probeert dan niet koste wat het kost a la Colin McRae door de berm te vliegen om je dorstige renner eerder te bevoorraden dan de concurrerende ploeg. De koers is al hectisch genoeg en we moeten het allemaal wel een beetje beschaafd en netjes houden.

Zo ook in de auto. Je auto is een beetje je kantoor maar helaas werk je niet alleen op die drie vierkante meter. Je doet dus niet alsof je thuis bent; je flikkert geen lege blikjes achterin je auto, je eet geen knoflookworst en gas geven doe je alleen met je gaspedaal. Als je begrijpt wat ik bedoel? De occasionele boer ontglipt weleens als je te heftig aan je flesje Cola Light lurkt maar er is een soort van gêne en respect voor elkaar dat, hoewel er vier ramen inzitten, je elkaar niet lastig gaat vallen met je eigen onkunde om je vijf uur lang te gedragen als een nette burger. Toch blijkt dit soms meer moeite te kosten dan je van te voren zou denken.

In de Ronde van Luxemburg zat ik voor het eerst met de nestor van ons mecaniciensgilde, genaamd Ruud, in de auto. Ruud zit al lang bij de ploeg en mijn respect voor hem is dermate groot dat ik me ook als een volwassen man probeer te gedragen wanneer hij bij mij in de auto plaats neemt. Zo geschiedde het dus dat wij samen achter het peloton aan reden in de langste rit van de Ronde van Luxemburg. Niets aan het handje. De koers was vrij saai die dag dus wat doe je als het saai is? Juist! Je gaat eten. Broodje hier, appeltje daar. Snickersje, nog een broodje, slokje cola en ach, ik doe eens gek, ik neem er nog een. Zo gebeurde het dus dat ik na een uur of vier aan het vergaan was van de buikkrampen en ik Ruud niet kon betrappen op hetzelfde euvel. Ik kon hem ook niet betrappen op een onbewaakt moment, een moment waarop hij heel even zijn ogen dicht deed en ik heel stil en geniepig het raam open kon doen en mezelf kon verlossen van de helse pijnen. Maar nee hoor. Ruud was, zoals altijd, een en al concentratie en keek me van op de achterbank aan in de achteruitkijkspiegel.

De koers eindigde met plaatselijke ronden en vlak voor het ingaan van de laatste ronde zei Ruud: “Misschien kunnen we hier stoppen, dan kunnen we de eindsprint nog zien”. Ik dacht dat hij het nooit zou vragen! Onze camper doemde in de verte al op en het zicht van de verlossing deed mijn buik nog een keer vol samentrekken. De drang is altijd het hoogst vlak voordat je er van verlost wordt. Ik parkeerde netjes achteruit in, de kont van de auto wijzend naar een weiland, zwierde de deur open, sprong eruit, sloeg de deur weer dicht, rende naar de achterkant van de auto en stond ineens naast Ruud, die precies hetzelfde had gedaan maar waar ik in al mijn haast geen oog voor had gehad en voor we het allebei goed en wel doorhadden, lieten we een scheet die zijn weerga niet kende. Alle gêne en al het respect dat we vijf uur lang voor elkaar hadden gehad, klonk door in de bulderende stroom lucht. Ik denk zelfs dat ik er heel even scheel van keek. Ruud in ieder geval wel.

Ik proestte het uit van het lachen, helemaal na de vraag van Ruud ‘hoe lang ik het al aan het ophouden was?’. Toch al een dikke twee uur, biechtte ik op. “En jij?”. ‘Al sinds de neutralisatie is afgelopen!’. “Had dan wat gezegd man! Van mij mag je gewoon in de auto hoor”. ‘Komt ie nu mee!’. “Ja man, sorry, ik dacht…nou ja, je weet wel. Zoiets doe je gewoon niet. Toch? Niet bij de eerste keer”. Ruud keek me aan, op een manier die alleen beschreven kan worden als huiveringwekkende verbazing. ‘De eerste keer?! Ik ben toch niet je eerste vriendinnetje waarop je indruk wilt maken?!’.

Sommige ongeschreven wetten zijn misschien toe aan een update.

Michiel Elijzen
Laatste berichten van Michiel Elijzen (alles zien)