Het was koers. De Ronde van Giessen, op een vrijdagavond ter ere van de jaarmarkt, waardoor er veel volk op de been was. Ze zaten ook op klapstoelen in een wijkje waar het parcours vervaarlijk doorheen slingerde en dan direct daarna een klinkerstuk en een bocht, iets uit de haak, richting start-finish waar het kaf er keihard afgekletterd werd.

Ik was kaf, ondanks de uren die ik er in gestoken had.

Vanachter de dranghekken zag ik ze rijden; hooguit een man of 15. ‘De mannen van de jongens gescheiden’ zei de speaker. ‘Deze mannen gaan de finale in, het spel is nu echt op de wagen’. Ik voelde me als een jochie met huisarrest die vanuit zijn slaapkamerraam keek naar zijn vriendjes in de straat.

Het schemerde, het begon zacht te miezeren, de volgauto’s ontstaken hun lichten en het publiek klapte de handen blauw voor de mannen die hier nog altijd rondreden. Afgetrainde benen glommen van olie en vocht en ik voelde mijn benen die als een plumpudding in mijn spijkerbroek staken.

Ik stond onder een boom, ver weg van de andere jongens van mijn club die het lot namen zoals het was: eraf gepoeft, lastig rondje, volgende week beter en anders volgend seizoen maar. Rianne stelde voor er even heen te lopen en ik zei: ‘Nee dank je, laten we maar naar huis gaan’.

Tjerk zat er nog altijd bij. Sterker: de speaker noemde hem een van de hoofdrolspelers uit de koers en ik dacht aan de trainingsuren die hij niet maakte en ik wel. Ik had daar moeten rijden, omdat ik het had verdiend. Omdat ik vroeg naar bed was gegaan en speciaal gegeten had. Tjerk schoof een krentenbol naar binnen in de auto en vertelde over de kroeg waar het gezellig was gisteren.

Rianne zei dat ze wilde weten hoe Tjerk het verder zou doen en ik zei dat ik het wel geloofde.

Ik wist dat het niet kon, dat het niet mocht, maar elke ronde weer hoopte ik dat Tjerk er toch nog afgereden werd, dat hij lek zou rijden, de goot insturen voor mijn part en dan samen over dat te moeilijke rondje praten waar hij van tevoren helemaal niets van had verwacht. Maar hij bleef maar rijden en de speaker vroeg nog een keer om applaus voor die jonge gozer uit Lexmond. Hij kleurde de finale en miste het podium op een haar, hoewel hij eigenlijk verdiend had om te winnen.

Hij kwam naar ons toe; hij zag er nog fris uit en Rianne klopte hem op zijn knokige schouder en zei dat hij klasse gereden had. Ik zei helemaal niets en keek hem weg naar de kleedkamer.

Even later zei Rianne dat ik een kinderachtig mannetje was. Ik plooide mij over het dranghek en keek de regen uit de lucht en dacht aan spelletjes die vroeger door het huis vlogen.

Gisteren verscheen Thomas Voeckler niet op het podium van Parijs-Tours. Kinderachtig, respectloos richting organisatie en winnaar Jelle Wallays, dom en uiterst onprofessioneel. Maar ergens begreep ik hem wel een beetje.

Joost-Jan Kool