Het makkelijkste wat er is, is vanaf de bank commentaar geven op het commentaar bij de Tour. Deel 5.

Op 64 kilometer van de streep maakte Maarten Ducrot vandaag zijn baan overbodig.

‘Nou, we gaan wachten, achteraf weten we precies hoe het gegaan is.’

Vond ik een goed idee, maar wist-ie dan wel dat-ie in tachtig procent van de tijd niets meer mocht zeggen?

Dan zou het alleen maar zijn: ‘Froome. Kijkt naar Bernal. Stuurt naar links. Nog steeds Froome. Slokje uit z’n bidon nu. Gelletje. Froome! Oh oh oh…dit had een toch demarrage moéten zijn.’

In de minuten daarvoor hadden Ducrot en Dijkstra uitgebreid zitten filosoferen over de draaiboeken die deze etappe zou kunnen volgen.

Roglic en Kruijswijk zouden pas laat gaan aanvallen, want als ze te vroeg gaan, zijn ze kansloos. ‘Je kunt ook gewoon zeggen: we gaan wél aanvallen.’ Maar ja, zei Ducrot, ‘dan heb je wel het risico dat je ontploft, zoals Fuglsang ontploft is.’

‘Nou, we gaan wachten, achteraf weten we precies hoe het gegaan is.’

Precies. Wachten. En dan achteraf zien, hoe het gegaan is.

Tien kilometer later.

Weer een hele bespiegeling over hoe het zou zijn gegaan als Lotto-Jumbo iemand in de kopgroep had zitten. Nu moesten Kruijswijk en Roglic zich beperken tot volgen.

Ducrot: ‘Tenzij Roglic of Kruijswijk iets kan. We moeten het gewoon afwachten. Laten we ophouden, en gewoon kijken.’

Precies. ophouden, en gewoon kijken.

Nou, surprise, Ducrot hield geen woord. En dat is maar goed ook, want niet alleen Ducrots baan zou dan op de tocht staan, maar, erger nog, wat zou ik hier dan nog doen?