Het leek wel een internationaal toernooi, ongeveer een maand geleden. Dat kwam niet door de uitstraling van het evenement. Op de vloer op het middenterrein lag een plas omdat het dak ergens lekte. Af en toe was het licht uit, waardoor de renners in het donker inreden op hun racefietsen, het verzet altijd zo licht mogelijk gestoken. Het internationale karakter kwam door het hoge niveau. Het cliché “on-Nederlands goed” zou gevallen zijn als het om een boek of een film ging. Het waren puur de renners zelf en de manier waarop ze voluit gingen, die deden vermoeden dat het NK Baanwielrennen in Alkmaar veel meer was dan je op het eerste gezicht zou denken.

Matthijs Büchli en Harrie Lavreysen lagen compleet uitgeteld op de grond. De jury was gedwongen even te wachten met het uitreiken van die felbegeerde rood-wit-blauwe trui. De mannen hadden hun onderlinge strijd op de spint even nodig om weer om op eigen benen te kunnen staan. Zoals de renners zelf uitleggen is het omdat je uiteraard 100% gaat. Daar komt bij dat de trainingsarbeid zo is opgebouwd dat een intensieve inspanning als deze op dit moment in het seizoen extra hard aankomt. Het NK vormde een geschikt testmoment om te zien welke arbeid nog geleverd moet worden in aanloop naar het WK dat eind februari start.

Dat het NK een gevecht was tussen renners die tot de internationale top en subtop behoren, toont aan hoe goed het gesteld is met het mannensprinten op de baan in Nederland. Onlangs maakte de bondscoach de selectie bekend. De uitdagingen die de bondscoach kreeg voorgeschoteld bij het kiezen waren luxeproblemen.

Waar er vroeger geleund werd op enkele renners, is er nu een brede basis voor internationale topprestaties. Theo Bos en Teun Mulder waren toen de grote namen. Theo Bos rijdt nog steeds op internationaal niveau mee, maar nu met meer renners die buiten de landsgrenzen het podium weten te halen. De eerdergenoemde Büchli en Lavreysen wonnen wereldbekers op sprint en keirin. Jeffrey Hoogland werd Europees kampioen op de kilometer. En dan zijn er nog Roy van den Berg, Nils van ’t Hoenderdaal en Sam Ligtlee die onderdeel uitmaakten van de twee teams die op de teamsprint reden. Twee teams inderdaad. Door de oprichting van de baanploeg van BEAT Cycling kon Nederland namelijk met twee teams meedoen bij internationale toernooien. Het leidde ertoe dat het podium bij de wereldbeker in Manchester bij de teamsprint voor tweederde Nederlands was. Na de wereldbeker in Minsk voerden de twee teams zelfs het medailleklassement aan. De onderlinge concurrentie drijft ze grotere hoogten.

De timing had niet veel beter gekund. Nederland heeft een sterke generatie baansprinters en het WK is dit jaar in Nederland. Het doel is om de zilveren medailles van de afgelopen twee WK’s te veranderen in goud. Uit de renners van de nationale selectie en BEAT zijn de beste geselecteerd voor de teamsprint om dat te bereiken. En er zijn volop kansen voor individueel succes op de andere onderdelen. Vanaf nu is het scherpslijpen van vorm, conditie en strategie voor die ene perfecte race op het larikshout van Apeldoorn.

Afgelopen december vochten ze het uit in het kleine setting voor familie, vrienden en enkele verknochte liefhebbers. Over een kleine maand wacht het hoogste strijdtoneel.

Frans de Vries