Pedro DelgadoTijdens het ‘brugklaskamp’, die masochistische kampeerervaring aan het begin van mijn middelbareschoolcarrière, had ik vriendschap gesloten met Peter. Wat ík miste aan bètatalent, miste híj aan de alfazijde. Ík kon nog geen spijker in een muur slaan, híj hoefde alleen maar naar een klus te kijken en hij was al gedaan. Volmaakt complementair, dat waren wij.

Wat we deelden waren onze interesses. En daar hoorde ook wielrennen bij. We hadden allebei een racefiets die al een paar jaar meeging. Krijgertjes. De mijne woog nagenoeg evenveel als ikzelf, die van Peter had een bagagedrager.

In de zomer van 1985 besloten Peter en ik samen op fietsvakantie te gaan. We reden naar de heuvels van Zuid-Limburg, waar we onze intrek namen in de woonboerderij van Peters oom. Die was tandarts in Maastricht; hij had de boerderij gekocht van de vermaarde Maastrichtse dj Felix Meurders.

Peter en ik waren 14. Onze hormonen hadden net hun eigen bestaan ontdekt en we dachten al wel eens aan de meisjes. Op de zolderkamer waar we onze bivak opsloegen, recenseerden we uitgebreid elke klasgenoot van het vrouwelijke geslacht. Zei ik recenseren? Misschien is fantaseren een beter woord.

Tijdens ons verblijf deden we dingen die vakantievierende pubers horen te doen: hard de berg af fietsen om brood te halen in Bunde, om vervolgens met net zo veel enthousiasme de Dennenberg weer op te rijden richting de boerderij in het gehucht Kasen. Vlakbij Maastricht-Aachen Airport, dat toen nog gewoon Vliegveld Beek heette.

We maakten fietstochten langs en over de bekende Zuid-Limburgse wielermonumenten. De Koning van Spanje, de Keutenberg, de Cauberg, de Slingerberg, de Eyserbosweg. ’s Avonds waren we nog steeds niet moe. We vergezelden Peters oom bij zijn dagelijkse rondje trimmen – zo heette joggen toen nog.

Een onverwachte, maar fantastische attractie van de woonboerderij was de ongelofelijke collectie vinyl die Peters oom in huis had. Meters en meters platen. Oud spul, maar Peters oom las Muziekkrant OOR en schafte ook blind langspeelplaten van toffe nieuwe bandjes aan als Bert van de Kamp of Tom Engelshoven daar enthousiast over waren.

Peters oom had lol in zijn rol als muziekgids en liet ons kennismaken met platen die er volgens hem toe deden. De plaat die ons al bij de eerste luisterbeurt finaal omver blies was Rattlesnakes van Lloyd Cole & the Commotions. Een ervaring die zoveel indruk maakte dat ik – toen ik jaren later een cd-speler kocht – als eerste dit album op cd aanschafte.

Peter en ik keken ook met enige afgunst naar de onregelmatige bezoekjes van de vriendin van zijn oom. Deze dame was, zo bedacht ik me pas jaren later, vermoedelijk niet al te blij met de constante avondlijke aanwezigheid van het neefje en zijn fietskompaan. Maar het neefje en de fietskompaan waren op hun beurt behoorlijk onder de indruk van haar stadse schoonheid. Haar chagrijn viel ons destijds dan ook niet op.

In het eerste weekend wilde Peter naar de Ardennen om de Luikse en Bastenaakse bergen te verkennen. Op zichzelf een goed idee, ware het niet dat er twee op papier schitterende Pyreneeënetappes gepland stonden in de Tour de France. Uiteindelijk wist ik Peter ervan te overtuigen dat de Tour belangrijker was dan onze eigen tocht door Franstalig België.

We namen plaats voor de tv. Peter met licht misbaar, ikzelf met kloppend hart. In die tijd deed Peter Winnen nog wel eens mee voor de ereplaatsen, maar 1985 was niet zijn jaar. De tv-uitzending was begonnen, maar meer dan een grijze mist zagen we niet. In mijn herinnering keken we urenlang naar vage beelden van het finishgebied.

Zoals het beluisteren van de plaat van Lloyd Cole een epifanisch moment was dat mijn muzieksmaak definieerde, zo werd deze Pyreneeënetappe een epifanisch moment in mijn liefde voor de Ronde van Frankrijk. Want zonder dat we erop voorbereid waren, dook opeens ene Pedro Delgado, een renner van de kleine Spaanse Reynolds-ploeg, op uit de mist. Met ongekende snelheid klom hij naar Luz Ardiden. De haperende beeldkwaliteit en het verwarde commentaar dat daarvan het gevolg was, droegen alleen maar bij tot de in mijn ogen bovenmenselijke prestatie. Deze man bedwong niet alleen een berg, maar ook de natuur – en het weer. Ik geloof dat Peter iets minder onder de indruk was, maar hij merkte dat ik gefascineerd was en zweeg wijselijk. Die avond ging het gesprek in onze slaapzakken niet over onze favoriete klasgenotes of de vriendin van Peters oom, maar over de etappe die we hadden aanschouwd.

Als Lloyd Cole langskomt op mijn mp3-speler denk ik aan Peter, aan Pedro Delgado, aan kalverliefdes, aan de woonboerderij in Zuid-Limburg en aan de Pyreneeën. Lloyd Cole schreef zonder dat hij het wist de soundtrack voor mijn wielerliefde.

Leon Geuyen