Mijn oom Piet is 61 jaar en heeft nog altijd een vrije geest. Die had hij ook in 1968 toen Jan Janssen de Tour de France won en hij droomde van een groots en meeslepend bestaan. Een man van de wereld, dat wilde hij worden. Hij had echter één probleem: hij woonde in Hei- en Boeicop. Een klein dorp in een groene zee van weilanden tussen Vianen en Gorinchem. Vanuit deze geïsoleerde positie keek hij toe hoe revolutionaire idealen de vastgeroeste maatschappij wakker schudden. Het was de tijd van minirok, provo’s en hippies, maar ook van grote gebeurtenissen als de Praagse lente en de dood van Martin Luther King. Ze vormden het begin van een nieuwe tijd.

Maar niet in Hei- en Boeicop, daar kabbelde het leven rustig voort. Grazende koeien onder Hollandse luchten. Geen revolutionair gedoe of vrijgevochten idealen, maar hard werken, bidden en hopen op hemelse genade. Dat waren de kernwaarden die door de gemiddelde inwoner van het dorp beleden werden. Piet was klaar met de beklemmende kneuterigheid en wilde weg, de wijde wereld in. Uiteindelijk was dat gevoel de aanleiding van een avontuur waarover hij tot op de dag van vandaag smakelijk kan vertellen.

Het begon allemaal toen Jan Janssen er goed voor stond in het klassement van de Tour de France en kansrijk was voor de eindzege. Piet besloot naar Parijs af te reizen om getuige te zijn van deze historische gebeurtenis. Toch was dit niet het enige dat hem naar Frankrijk dreef. Eerder dat jaar was de Parijse studentenrevolte uitgebroken en die had hem bovenmatig geïnteresseerd. De koers gaf hem een directe, tastbare aanleiding om naar de stad te gaan waar het in zijn beleving allemaal gebeurde. Hij wilde zich onderdompelen in de revolutionaire sfeer en leven in het gezelschap van gelijkgestemde geesten. En hoewel President De Gaulle de onlusten, die zich over heel Frankrijk hadden verspreid, met harde hand de kop had ingedrukt, was het gedachtegoed niet verdwenen. De strijd tegen de oude vastgeroeste maatschappij en haar onwrikbare waarden en normen ging door. Het was een geluid dat perfect aansloot op de denkbeelden die Piet heimelijk koesterde, maar waarvoor hij geen aanknoping vond in Hei- en Boeicop. Hij wilde er bij zijn, maar lang bleef het bij een verlangen, een droom.

Dat de naderende Tourwinst van Jan Janssen niet het hoofddoel was van zijn reis, deed niets af van de liefde die hij koesterde voor de sport en wielrennen in het bijzonder. Vooral nu de Tour de France voor het eerst in haar bestaan op tv te zien was, had hij de Tour intensiever dan ooit gevolgd. Bij hem thuis was er overigens geen televisie, maar er waren voldoende mensen in het dorp waar Piet kon kijken. Langzaam maar zeker werd hij bevangen door een stevige Tourkoorts, iets waar hij overigens ook redelijk alleen in stond. Niet dat de ‘Heicoppers’ grote tegenstanders waren van sport, nee, het boeide ze gewoonweg niet. De kerk en het dagelijkse werk werden belangrijker geacht. Sport was iets wat in de spaarzame vrije tijd werd gedaan en in het dorp had men dan de keuze uit wandelen, bij de christelijke of de openbare vereniging of voetbal. Maar van sportadoratie, laat staan Tourkoorts, was geen enkele sprake.

Toen Piet zijn besluit genomen had, begonnen de voorbereidingen. Hij was van plan lang weg te blijven. Zijn MULO had hij netjes afgerond en de wereld lag aan zijn voeten. Hoe hij zou reizen, wist hij al: op zijn Zundapp. Zaterdagmorgen om 4.00 uur zou hij vertrekken. Een goed moment omdat hij normaal gesproken elke zaterdag op dat tijdstip ging werken bij de melkboer. Op zijn kussen liet hij een briefje achter waarop hij zijn vertrek toelichtte. Het uitleggen aan zijn ouders zou toch geen zin hebben, dit leek hem een betere manier. Als ze goed en wel zouden beseffen dat hij weg was, zou hij Breda al gepasseerd zijn. Over de melkboer had hij een moeilijk gevoel. Hij voelde zich schuldig omdat hij hem zo liet zitten. Maar goed, waar gehakt wordt vallen spaanders en Piet wist waar hij het voor deed. Ooit zou hij zijn excuses maken

Het was een slecht doordacht, bijna aandoenlijk plan. Piet had werkelijk geen idee. Het was een typisch geval van wel de klok horen luiden, maar niet weten waar de klepel hangt. Hij mocht dan over een ruimdenkende geest beschikken, in de praktijk was hij zo groen als gras en verschrikkelijk wereldvreemd. Bij Parijs kon hij zich eigenlijk niets voorstellen. Toch vertrok hij met een rugzak vol spullen en een hoofd vol dromen. Eindelijk zou hij de wereld gaan ontdekken en het leven gaan leiden waar hij al jaren van droomde. Hei- en Boeicop was te klein voor hem geworden.

Aan het einde van de middag besloot Piet dat hij lang genoeg gereden had. Hij ging op zoek naar een café waar hij misschien beelden van de Tour de France kon zien en wat kon eten. In het dorpje Grobbendonk vond hij wat hij zocht, althans bijna. Er was geen televisietoestel in de zaak, maar met het radioverslag dat door de ruimte tetterde kon hij goed leven. Hij bestelde een omelet en een koud glas bier en genoot van de zacht bittere smaak van de eerste slok. Het was de smaak van vrijheid. Al snel bestelde hij een nieuw glas. Twee biertjes op zijn lege maag maakten hem licht in zijn hoofd en gaven hem een ongekend geluksgevoel. Hier zat hij dan, met niets of niemand had hij nog wat te maken. Hij was vrij, een heerlijk besef. Het plan was dat hij na zijn cafébezoek een aantal uur zou doorrijden totdat hij in Frankrijk was. Daar zou hij een hotelletje voor de nacht zoeken. Hij had aardig wat geld bij elkaar gespaard, dus eten en slapen waren de eerste nachten geen enkel probleem. Daarna zou hij wel verder zien. Even later bracht de uitbater zijn omeletje. Het smaakte prima allemaal.

Uit het radioverslag kon hij opmaken dat Eric Leman de etappe had gewonnen. Op het eerste gezicht geen heel opzienbarende overwinning; de Vlaming beschikte over een goed eindschot. Bijzonder was wel wat zich daarvoor had afgespeeld. Zoals zo vaak was er een traditionele kopgroep op avontuur gegaan en de zegen die het peloton aan de vlucht gaf, werd iets te royaal. Zo royaal dat nota bene de knecht van klassementsleider Herman Vanspringel, André Poppe virtueel in het geel kwam te rijden. Toen kwam het moment van koersdirecteur Goddet. Persoonlijk schudde hij het peloton wakker en de voorsprong werd teruggebracht naar acceptabele waarden. Goddet wenste geen pannenkoek op het hoogste schavot. Van dat alles kreeg Piet niets mee die middag, hij was alleen getuige van de slotkilometer. Wel begreep hij dat het klassement ongemeend spannend was. De verschillen waren erg klein en morgen zou de Tour op spectaculaire wijze beslist worden. In het café voerden enkele stamgasten een verhitte discussie. Had hun held Herman Vanspringel voldoende voorsprong opgebouwd om de Tour te winnen, dat was de grote vraag. Piet, eigenwijs als hij was, mengde zich in het gesprek en vertelde dat hij naar Parijs ging om Jan Janssen te supporteren.

Nadat hij afgerekend had, stapte hij weer op zijn brommer. Hij wilde snel verder rijden en het vooruitzicht dat hij over een paar uur in Frankrijk zou zijn, zorgde voor een jongensachtige opwinding. Automatisch verrichtte hij de handelingen die nodig waren om zijn brommer te starten. Helaas, er gebeurde helemaal niets. Nadat hij het nog een paar keer geprobeerd had, besloot hij de machine eens goed te bekijken. Snel werd duidelijk wat er aan de hand was: de bougiekabel was doorgesneden. Een laffe daad. Piet keek om zich heen, maar zag geen mens. Wie had dit op zijn geweten? Hij had werkelijk geen idee, maar wist wel dat hij een probleem had. Het leek hem het meest verstandig om binnen te vragen of er een fietsenmaker in het dorp woonde. Helaas bleek dat niet het geval te zijn. De stamgasten vertelden hem dat er bijna geen fietsenmakers woonden in deze streek en als ze er al waren ze vrijwel zeker gesloten waren op deze vroege zaterdagavond. Piet wist het niet meer en moedeloos nam hij plaats aan de bar. Nadat hij bijna een uur had zitten peinzen, besloot hij dat er geen andere uitweg was dan de melkboer op te bellen en hem te vragen of hij hem en de brommer op wilde halen. Zijn wagen was er groot genoeg voor. Gelukkig was er een telefoon in de zaak en kon hij bellen. Het werd een moeizaam gesprek, de melkboer was erg nijdig op zijn deserteur, maar haalde uiteindelijk toch zijn hand over het hart. En met de afspraak dat Piet de komende 10 weken voor niks zou werken om de onkosten te vergoeden, trok ook hij richting België. Rond middernacht kwamen ze weer thuis en was zijn avontuur voorbij.

De volgende morgen zat hij weer netjes in de kerk en hoorde toe hoe de dominee predikte over wereldse verleidingen die de mens alleen maar afhielden van waar het echt om ging: het eeuwige leven. Hij voelde dat hij persoonlijk toegesproken werd. ’s Middags lag hij op zijn bed en hoorde op de radio hoe Jan Janssen de tijdrit van zijn leven reed en de Belg Herman Vanspringel uit de gele trui reed. En toen rond de klok van vijf dolenthousiaste supporters de wielerbaan van Vincennes-Parijs op zijn kop zetten en Theo Koomen op zijn allerbest het driejarige dochtertje van de kersverse tourwinnaar interviewde, hoorde Piet vanuit zijn kamertje hoe de boeren naar het land trokken om hun koeien te melken. Iets eerder dan door de week; om half 7 werden ze al weer in de kerk verwacht. Beneden riep zijn moeder. Het was etenstijd.

Joost-Jan Kool