Pieter Weening

Pieter Weening

Andries, Eddy, Janneke, Pieter en Johan. Wie in de jaren ‘90 de deelnemerslijst van een willekeurige jeugdwedstrijd bekeek, zag dat er in bijna elke categorie een Weening present was. Vader Edze reed met de hele mikmak stad en land af.

Het was een graag gezien gezelschap, de Weening-clan. En omdat bijna ieder rennertje wel samen met één der Weenings in de categorie reed, was het rondom de bus van het voegbedrijf Weening-Hagedoorn een drukte van belang.

Moeder Anneke kwam zelden op de koers, maar had het er achter de schermen maar druk mee. Stel je maar eens voor, na de koers zes hongerige magen vullen. En dan ook nog snel vijf setjes wielerkleding door de was draaien.

Misschien was het maar goed, dat Jolanda, Tsjimmie, Willem, Johannes en Jan Pieter niet koersten. Tien kinderen op de racefiets, het zou een logistieke ramp worden.

Wie ten huize Weening kwam, signaleerde een gezellige chaos. Een paar lieden sleutelen wat aan een auto. Anderen genieten van muziek. En verderop een groepje dat tegen een bal staat te trappen. Kan ook makkelijk, de familie Weening bezit een flinke lap grond, in het dunbevolkte Noord-Oost Friesland.

In de rangen der jeugdcategorieën was Arjan Stroetinga, nu topper in het marathonschaatsen, de alleenheerser. Pieter reed leuk mee in de subtop, zonder echt uit te blinken. Duwen, wringen en sprinten, kwaliteiten die je nodig hebt om te excelleren in het Nederlandse wielerpeloton, bezat Pieter niet. Bovendien had het lichaam van de frêle Fries wat meer tijd nodig om volwassen te worden. Bobbie Traksel en Hans Dekkers waren de grote mannen bij de nieuwelingen en de junioren. Forse, opgeschoten kerels. Met branie en bravoure, ook. Traksel stak twee vingers in zijn neus als zegegebaar in de Dokkum Woudenomloop, zo maakte hij zijn concurrenten belachelijk. Zou Pieter nooit doen. In één ding bleek hij iedereen wél de baas te kunnen: klimmen. Pieter kreeg een uitnodiging voor de Rabobank Ardennen Proef, een kort trainingskamp waarin jonge renners kunnen laten zien wat ze waard zijn.

De keuzeheren waren onder de indruk en lieten Weening doorstromen in de junioren- en later de amateurploeg. De verlegen Fries kreeg er het zelfvertrouwen dat nodig is om een goede renner te worden. Op het parkoers dat het zijne niet was werd hij nationaal beloftenkampioen. Het inspireerde Bert Wagendorp om de jonge Fries te bombarderen tot Tourwinnaar van 2008, in een fraai geschreven serie verhalen voor wielertijdschrift De Muur. Pieter moest er aanvankelijk om lachen, maar had het stiekem moeilijk met de opgelegde druk. Wel zette hij de hypothese kracht bij, door als tweedejaarsprof Andreas Klöden te vloeren in een lastige Touretappe. De Fries bleef nuchter onder het succes. Terwijl collega Thomas Dekker zich wentelde in luxe, reed de gevierde etappewinnaar nog jarenlang in zijn bescheiden Ford door Europa.

De jaren na het succes in de Tour gingen met ups en downs. Vorig jaar werd Pieter door Rabobank buiten de Tourploeg gehouden. Het motiveerde hem tot op het bot. Op het NK reed de Harekiet ongelooflijk sterk. Zo sterk, dat hij onbedoeld het karretje van ploegmaat Boom in de poep reed, waardoor concurrent Terpstra de titel kon pakken.

Met diezelfde grinta fietst Pieter nu ook rond. Hij nam zichzelf voor, dat hij zou laten zien dat hij nog wél tot grootste dingen in staat is. Vastberadenheid. Dat is misschien wel Pieters grootste talent.

1981. Dat is het bouwjaar van Pieter en ondergetekende. Hierdoor reden we jarenlang in dezelfde categorie en ook samen in de noordelijke juniorenselectie 1998 – 1999.

Tom Rustebiel
Laatste berichten van Tom Rustebiel (alles zien)