Het waren goede tips en mooie woorden van Johan Museeuw over hoe je over kasseien moet rijden – ‘rijen over het ruggetje’ bijvoorbeeld – maar nu halverwege de Koppenberg staat hij toch mooi naast zijn fiets. Hij is niet de enige. Sterker nog, van alle twintig goedgetrainde renners die hun hand niet omdraaien voor 250 kilometerritten, komt niemand fietsend boven. Er wordt gevloekt en gescholden. Hier hebben ze toch Goddamned de Atlantische Oceaan en de Noordzee niet voor over gestoken en dagen voor gereisd? Een Brit en een Spanjaard doen een tweede poging. No way, Jose. De kasseien liggen er niet slecht bij, maar het zijn de modder en de zojuist neergedaalde regen die de wielen op de gladde stenen doen spinnen. Ter relativering vertel ik het verhaal van de duizenden toeschouwers op de taluds, die hier ooit met verbijstering Eddy Merckx naar boven zagen strompelen. Dat de grote kampioen ook eens op de Koppenberg te voet verder moest verzacht de pijn en snel wordt er al weer gelachen.

Zoals er de hele dag gelachen is ondanks het pittige tempo waarmee de Oude Kwaremont, de Steenbeekdries, de Taaienberg, de Patersberg en nog een stel befaamde steile en vlakke kasseistroken zijn beklommen. Onderweg is er precies op tijd een straffe bak koffie en mattentaart. Het gezelschap racet langs de zompige akkers met viptenten in opbouw. Tot verrassing van vooral de niet-Europeanen wordt er onderweg voor ze geklapt. Gewend om in eigen land van de weg gereden te worden kijken ze met ogen op schoteltjes naar het respect waarmee het gemotoriseerde Vlaamse verkeer de coureurs voorrang verleent, ook als het niet hoeft. ‘I love this place,’ zegt iemand die later die dag een serieus biertje drinkt in een herberghe die ruim tweehonderd jaar ouder is dan zijn eigen land. En morgen wacht ook nog twee keer de Muur van Geraardsbergen. Life is good.

Wiep Idzenga
Laatste berichten van Wiep Idzenga (alles zien)