lance-armstrong-stop-at-nothingMoet u de documentaire ‘Stop at Nothing’ over ex-wielrenner Lance Armstrong zien? Ja. Ook als u geen uitgesproken affiniteit met fietsen of sport heeft, zal de documentaire van Alex Homes u boeien. De documentaire heeft als onderwerp namelijk helemaal niet wielrennen of doping. Wielrennen en doping fungeren slechts als kapstok waaraan een modern epos over bedrog wordt opgehangen. Een epos dat duidelijk maakt dat Lance Armstrong de interessantste sportman van deze tijd is.

De documentaire begint met een fragment waarin de Amerikaan onder ede wordt ondervraagd in de rechtbank. Hier komt meteen Armstrongs’ grootste kwaliteit aan het licht: liegen. Niet alleen ontkent hij alle gestelde vragen over vermeend dopinggebruik, ook countert hij vlijmscherp als de vraag onduidelijkheden bevat. Op een belerende toon legt hij uit wat het verschil tussen steroïden en cortisone is. Provocatief vraagt hij aan de vragenstellers: ‘How many times do I have to say: I have never taken drugs.’ Het wordt de kijker meteen duidelijk, Lance Armstrong heeft de touwtjes in handen.

De continue sfeer van spanning blijft voelbaar in de gehele documentaire. Lance Armstrong is de definitie van het woord manipulator. Overal waar Armstrong komt weet hij een organisatie naar zijn hand te zetten. Enerzijds door middel van sportieve kwaliteit: hij fietst het hardst van iedereen, anderzijds door minder ethisch verantwoorde vormen van leiderschap. Armstrong beschikt over exceptionele overtuigingskracht, hij is persuasief tot en met. Maar waar aanvankelijk zijn tirannieke leiderschapsstijl wordt gedoogd door zijn uitzonderlijke talent en sportieve prestaties loopt het gaandeweg uit de klauwen. En hoe.

Het levensverhaal van de Texaan blijft intrigeren. De ex-kanker patiënt die against all odds de sport de zeven daaropvolgende jaren domineert. Het was het sprookje dat de door schade en schande wijs geworden sport nodig had. Of tenminste in wilde geloven.

Armstrong realiseerde zich maar al te goed dat hij het hoofdpersonage van dat sprookje kon worden. Mits goed geregisseerd en mits niemand in de crew, bijrol, figurant of regisseur uit de school zou klappen over het fictieve karakter van het sprookje, zou er geen probleem zijn. Armstrong had immers al met zijn natuurlijk charisma en overtuigingskracht het leeuwendeel van de journalisten en andere kritische volgers in zijn broekzak zitten. Journalisten die meer weg hadden van fans met een blocnote dan kritische verslaggevers die hun vak verstonden. Murw geslagen door alle dopingschandalen die de sport bedreigden, wilden zij geloven in het sprookje van de comeback. Een nieuw schandaal zou de sport fataal kunnen worden.

Armstrong zelf – met zijn ontzagwekkende sluwheid – doorzag die wens naar een schone winnaar en gebruikte die in zijn ontkenningsretoriek. ‘Ik? De man die zo ziek is geweest, die de ziekte overwon, waarom zou ik mij volspuiten met die troep?’ Een meesterzet van de fraudeur die weet dat het sportjournaille het voor zoete koek zal slikken. Er was misschien een enkeling die, teleurgesteld in de ware aard van het sprookje, zou dreigen om naar de pers te stappen en uit de school te klappen. Maar dan begon het hele spel van manipulatie.

Mocht je dan zo sadomasochistisch aangelegd zijn om alsnog de pers te benaderen, dan zorgde Armstrong ervoor dat de details die jij kon aanvoeren al ontzenuwd waren door middel van een schimmig alibi, uiteraard bevestigd door alle betrokkenen. Zo zou de beschuldiging in het nieuws de vorm krijgen van een rancuneuze klacht van iemand die ervan baalde dat hij niet goed genoeg was. Armstrong was zo’n fenomenale leugenaar, zo’n briljant manipulator omdat hij de kunst van het nieuws framen uitstekend begreep. Hij was in de wieg gelegd voor een carrière in de politiek.

De externe vreemde eenden in de bijt – de journalisten die niet in het sprookje geloofden – werden bejegend op z’n Armstrongs: direct, op het agressieve af. Niet alleen werden er rechtszaken gestart tegen de schrijvers zelf, maar ook tegen iedereen die maar medewerking had geleverd aan het schrijfsel. En public werden de schrijvers te kakken gezet, hoe durfden zij een kanker overwinnende kampioen in zulk daglicht te stellen?

Lance, Oprah en het rietjeKun je het journalisten en fans kwalijk nemen dat zij bleven geloven in deze man? Als journalist moest je sterk in je schoenen staan om verdenkingen te blijven uiten als concreet bewijs uitbleef. Bovendien was Armstrong een man die als je hem voor het eerst tegenkomt als uiterst aimabel, innemend, welbespraakt en overredend overkomt kortom: een uithangbord voor iedere sport.

In werkelijkheid heeft hij de sport bijna de doodsteek gegeven. Onder zijn sportieve suprematie was er een sfeer van intimidatie en angst. Angst om niet mee te gaan in de rat race van consequent bedrog. Met wiskundige precisie werden medici uit de hele wereld van stal gehaald om de perfecte cocktail van verboden middelen te maken. ‘Stop at Nothing’ is bovenal een documentaire over de kwaadaardige mens: hebzucht, sadisme, ijdelheid en narcisme vechten bij Armstrong om voorrang. En de dunne scheidslijn tussen de essentie van topsport -het beste uit jezelf willen halen- en waanzin.

Wat betreft Lance Armstrong valt na het zien van de documentaire niet zoveel te relativeren. Zijn concurrenten reden in die tijd vast ook niet brandschoon rond. Armstrong heeft echter eigenhandig het bedrog naar een nieuw niveau getild. Dit door een cultuur te creëren waarin beschuldigingen en valse verdachtmakingen schering en inslag waren. Dat hij jarenlang de leugen heeft kunnen laten zegevieren geeft aan hoe een zeldzaam getalenteerd persoon Armstrong was: getalenteerd in fietsen maar bovenal getalenteerd in begoocheling.

En toch, Lance Armstrong was in al zijn fouten, in al zijn ondeugd en in al zijn tekortkomingen als mens een intrigerender figuur dan de laatste acht Tourwinnaars bij elkaar.

De documentaire is tijdelijk (tot 24 augustus 2014) nog te zien via npogemist.nl.

Bart Toorenaar