gesinkIk ben veel te vroeg om de gieren te zien cirkelen. Ze komen pas na het middaguur tevoorschijn, als ik ben afgedaald en de wielen alweer los in de kofferbak liggen. De vogels zijn te groot en te zwaar om in koude lucht op te kunnen stijgen. Straks maakt de brandende zon hete luchtkolommen, en laten de beesten zich van hun rotspunten vallen om op de thermiek naar verse karkassen te zweven. Ze klimmen zonder inspanning op de zinderende lucht.
Zij wel.

Iets na half acht ’s ochtends hangt in het brede dal van le Vert d’Arette nog dikke ochtendnevel waarin koplampen verdwijnen. Over tien kilometer eindigt het dal en beginnen de Pyreneeën, hoog en onpasseerbaar. Een abrupt einde, alsof je een zee zonder kabbelgolfjes inloopt en direct een muur van zeewater over je krijgt gestort.
Op een blauw bord dat ik passeer staat col ouvert.

Bij Oloron-Sainte-Marie was een patisserie aan de uitvalsweg naar het skistation. Ze verkochten er amandelbroodjes en kartonnen bekers koffie. Ik parkeerde een paar kilometer verderop, bij camping municipal Aramits, en vulde er mijn bidons. Nu rijd ik langs de Taberna met op de gevel een naam in het vrolijke Baskische lettertype waarin elke letter A een plat dakje krijgt. Ik stop even, zet de gps van mijn Samsung aan en berg het apparaat op in het achtervak van mijn wielershirt. De laatste mistflarden zweven nu naar de hoekjes van het dal waar de zon ze niet kan verjagen. Rechts van de weg zie ik de top van de Pierre Saint-Martin. Bovenop ligt Spanje. Hier passeerde de Tour een week geleden.

Op de ochtend van veertien juli stond Greg van Avermaet nog derde in het klassement. De tiende rit leek zo’n etappe te gaan worden waarin de regie tijdens een rustig moment zomaar een vale gier in beeld vangt. Een eerste bergrit waarin van alles en uiteindelijk nauwelijks iets gebeurt. Schermutselingen, niet meer dan dat.
Het werd een rit waarin de Tour werd beslist.

De eerste col van de Tour 2015 is buitencategorie. Na een lang valsplat draait mijn buitenblad zich opeens vast in een bergwand van elf procent stijging. De percentages uit het routeboek van de Tour kloppen niet. De gloednieuwe kilometerpaaltjes langs de D132 geven veel hogere cijfers en mijn benen onderschrijven die. Dit is geen constante klim. Het strakke, brede asfalt verbergt de steilte. Pierre st Martin is niets voor temporijders.

Robert Gesink reed hier vorige week met benen die zo goed waren dat het zonde zou zijn ze niet te tonen. En hij was niet de enige. Alle superbenen kieperden op de steilste treden van twaalf procent massa’s slechte benen en klassementsambities overboord. Bardet loste. Pinot loste. Peraud loste. Terwijl op quatorze juillet alle Fransen met het hoofd onder de valbijl gingen, was Gesink op zijn pedalen gaan staan. Hij draaide een opvallend groot en machtig verzet. Hij sloeg een opvallend groot en machtig gat. Robert Gesink loste zijn leed op een col voor rasklimmers. In een Frans café stond ik op van het puntje van mijn stoel en liep naar een oud televisietoestel om het volume hoger te zetten.

Boven, bij het bord van Navarra, keer ik om. Ik passeer opnieuw het verlaten skistation van Pierre st Martin en suis langs kuddes paarden. Ze dragen bellen om hun nek. Met hun hoeven wissen de beesten alle aanmoedigende teksten voor gevallen Franse helden van het wegdek. De schaduw is uit het dal verdrongen, de hitte kruipt nu samen met de eerste fietsers omhoog.

Bij camping Aramits is een eerste streepje bereik ontwaakt. Ik zie op mijn telefoonscherm dat Robert Gesink hier, ondanks zijn vierde plek in die tiende Touretappe, toch virtueel bergkoning is. Een fraai souvenir aan Pierre st Martin, de plek waar hij wegreed van alle twijfels. Het was onbewolkt, de zon stond al enkele uren te branden en als hij omhoog had gekeken zou hij de gieren hebben zien zweven.

Martijn Sargentini