Laatst lanceerde Adri van der Poel nog een oproep om over de toekomst van het veldrijden na te denken, en dan vooral over de moordende wurggreep van het succes van de sport onder de Vlaamse kerktoren. ‘Maar blijkbaar is de veldritwereld niet rijp voor vernieuwing’, liet ‘VDP’ optekenen in de Gazet van Antwerpen. Dat was nog voor het totale failliet, die zondag in Koksijde, toen de volledige Belgische equipe de plaatsen één tot en met zeven bezette op het wereldkampioenschap. Misschien zijn, na Koksijde, de (Vlaamse) bobo’s nu wel bereid hun beslijkte gummilaarzen uit te trekken en hun eigen belangen samen met hun stinkkousen in de wasmachine te gooien. Daarom: tien ideeën om van het veldrijden opnieuw een wielerdiscipline te maken die een toekomst heeft, wég van de Vlaamse kerktoren.

1. Integreer het veldrijden in de World Tour

Getalenteerde junioren en U23 houden wel van het werk in het veld, maar eens ze de overstap maken naar de elite houden ze een combinatie niet meer vol. Dus kappen ze maar met de cross (Roman Kreuziger, Lars Boom, Peter Sagan). Maar als de UCI aan pakweg de Wereldbeker World Tour punten zou toevoegen (wat de UCI evengoed met baanwielrenners zou moeten/kunnen doen), konden jonge profs zich via een beperkte winteractiviteit toch commercieel interessanter maken dan nu het geval is. En met jonge getalenteerde renners erbij, zou het veldrijden aan aantrekkingskracht winnen omdat jonge getalenteerde renners nu eenmaal gesmaakt worden door pers en publiek. Tegelijk zouden die jongeren gemakkelijker kunnen terugkeren naar het veldrijden als blijkt dat op de weg geen potten breken (Enrico Franzoi) of als ze over hun sportieve hoogtepunt zijn en nog een uitdaging zoeken (Adri van der Poel, Mario De Clercq). Tegelijk zou op die manier de van de pot gerukte macht van de gespecialiseerde veldritploegen als Sunweb-Revor of Telenet-Fidea wat gebroken worden.

2. Haal de Wereldbeker veldrijden weg uit België

België heeft geen nood aan de Wereldbeker veldrijden (WB): de drie wedstrijden die er nu worden gehouden, kunnen even goed overleven zonder de status van de WB. Enkel de race in Namen (of ergens anders in Wallonië) zou de UCI in België mogen toelaten. Het is de rest van de wereld die de steun van de UCI en de sponsors van de WB kunnen gebruiken. Een manche meer in Nederland, eentje extra in Frankrijk, misschien twee in de US of A, een terugkeer naar Zwitserland of Duitsland (in Rome komt er in het seizoen 2012-2013 een Italiaanse wedstrijd): de sport zou er veel meer bij gebaat zijn dan alweer een rijke organisatie in Vlaanderen nog rijker te maken.

3. Kies voor natuurlijke parkoersen in plaats van handigheidjes

Als de UCI het veldrijden wil laten overleven, moeten er dus meer wegrenners naar de sport worden gelokt. Dat doe je niet door steevast handigheidjes in het parkoers toe te laten die de specialisten bevoordelen – balkjes, trappen, chicanes, zandbakken, wasborden, lussen waar je dol van draait. Dan liever circuits zoals dat van de Koppenberg of Ronse, zelfs dat van Hoogerheide of : laat de natuur z’n werk doen. Wedden dat Philippe Gilbert daar ook met de beste veldrijders mee kan als hij met een behoorlijke conditie en met enige veldritervaring aan de start komt! En ook, in combinatie met idee 4: maakt de parkoersen dubbel zo lang (van 2 à 3km naar 5 à 6km), met meer rij-stroken tussendoor. Zdenek Stybar zei het laatst nog tegen mij: ‘Niets zo saai als die rondjes.’

4. Maak wedstrijden dubbel zo lang

Een uurtje. Dat betekent: de hele wedstrijd in hoge hartslag, pure interval, rijden tot je bloed proeft. ’t Ziet er meestal indrukwekkend uit, maar de korte duur in combinatie met de hoge gemiddelde hartslag is de reden waarom wegrenners afhaken: Lars Boom zegt terecht dat zo’n veldritten niet te combineren zijn met een fatsoenlijke voorbereiding op een wegseizoen. Dus, als veldritten twee uur zouden duren, is het onmogelijk om volle gas te vertrekken, want niemand kan zo lang in het rood rijden – zelfs Niels Albert niet. En dus hoeven wegrenners (voor wie twee uur een schijntje is) niet meer bang te zijn dat ze zichzelf opblazen in april als ze in december en januari wat veldrijden. Tegelijk komen er andere wedstrijdtactieken aan bod die het veldrijden boeiender maken dan zo’n one-man-show zoals Albert opvoerde in Koksijde.

5. Begin topwedstrijden met een tijdrit

Tijd moeten goedmaken na een proloog die een uur eerder werd gereden. Spannend, toch?

6. Creëer rittenkoersen voor veldrijders

Voortbouwend op idee 5: tijdrit in stadscentrum bij kunstlicht op vrijdagavond, etappe van pakweg 100 kilometer langs min of meer berijdbare veldwegels van stad tot stad (genre Parijs-Roubaix of Strade Bianche) op zaterdag, slotetappe volgens het klassieke veldritconcept (1 uur) op een afgesloten parkoers.

7. Benadeel de beteren in plaats van de minderen

Idee dat bij veldrijders waarschijnlijk op veel weerstand zal stuiten, maar keer de startorde om: de laagst gerangschikte renners op de UCI-ranking mogen eerst naar de startlijn, de besten moeten achteraan vertrekken. Inhaalraces zijn altijd prettig om volgen.

8. Verbied wildgroei aan startgeld

Nog eentje dat veldrijders niet graag zullen horen: maak startgeld uitbetalen illegaal. Leg desnoods vaste tarieven vast, maar stop dat knotsgekke opbieden waardoor alleen steenrijke Vlaamse organisaties de toprenners aan de start kunnen krijgen. Sven Nys 7.000 euro voor een uurtje veldrijden? Niels Albert zal nu als wereldkampioen minstens zoveel eisen. Kevin Pauwels zal, na z’n succesjaar, ongeveer 5.000 euro vragen. Zelfs renners van tweede en derde garnituur kunnen in Vlaanderen 1.500 euro per cross verdienen. Nog eens: voor een uurtje. Akkoord, de mecaniciens in de materiaalpost moeten vergoed worden en zo’n mobilhome kost een arm en een been aan diesel en de manager moet ook z’n zeven procent commissie krijgen, maar die mannen krijgen toch allemaal prijzengeld én een loon van hun team? Zonder die zotte startpremies kunnen organisatoren in Zwitserland of Baskenland of Frankrijk of Italië ook een topper op hun cross krijgen zonder dat ze daarvoor een jaar lang op water en brood moeten leven.

9. Stel paal en perk aan de klassementscrossen

Hangt samen met idee 8: in Vlaanderen is er een scherpe concurrentie tussen de Superprestige en de Gazet van Antwerpen Trofee Veldrijden. Beide klassementen bestaan uit acht wedstrijden en zien er op een paar details na hetzelfde uit. De Superprestige was vroeger hét topevenement, met wedstrijden in Nederland, Tsjechoslowakije, Zwitserland en Italië. De GvA Trofee was ooit niet meer dan een regionaal regelmatigheidscriterium in de Kempen. U kent het spreekwoord wel, van de dood en het brood. Volgend seizoen wil sponsor Fidea samen met managementbureau Golazo nog een regelmatigheidsklassement uit de grond stampen: de Fidea Classics. Niet dat het zo’n klassiekers zijn, maar kom, het is een originele insteek: vier MTB-wedstrijden in de zomer en vier veldritten in de winter. In Nederland wil Adri van der Poel ook een klassement, vijf wedstrijden die allemaal live op televisie komen. In Tsjechië hebben ze de Toi Toi Cup en in Frankrijk de Coupe de France, maar die twee tellen nauwelijks mee in de ogen van het Vlaamse veldritkapitaal. Mijn idee: laat per land nog één klassement toe, en verplicht in Vlaanderen GvA en Superprestige tot een fusie, eventueel samen met het nieuwe Fidea Classics, maar met maximaal tien wedstrijden. En laat nationale klassementscrossen alleen maar toe vanaf 15 september tot 15 november. Zo kunnen veldrijders vanaf december hun eigen programma uitstippelen, met enkel nog Wereldbekerwedstrijden en kampioenschappen als vaste ankerpunten. Dat laat wegrenners toe vanaf december of januari in competitie te komen zonder voortdurend te moeten knokken in alweer een klassementscross. En zo kunnen veldrijders als Sven Nys en Kevin Pauwels zich in alle rust voorbereiden op het WK, zonder zich in de weken voordien te pletter te moeten rijden voor hun plaats en het prijzengeld van zo’n klassement.

10. Verbied alcoholgebruik langs het parkoers

Dan zullen de coureurs tenminste niet meer stinken naar verschaald bier als ze op het podium staan. Maar zo erg als zeven Belgen op de eerste zeven plaatsen op het wereldkampioenschap veldrijden is zelfs dàt niet.

Sven Spoormakers