Met een korte, wilde ruk trekt Tony Rominger aan het stuur van José Martín Farfán. De fiets van de Colombiaan leunt onhandig in de nek van de zojuist gevallen Zwitser en belet hem op te staan. Terwijl Rominger zichzelf met zijn linkerhand bevrijdt uit zijn benarde positie, Farfáns fiets met een ferme duw in de handen van de verbouwereerde Kelme-renner drukt en zo snel mogelijk zijn weg probeert te vervolgen, kunnen de aanstormende Jesús Montoya en Steven Rooks hun gevallen collega’s maar net ontwijken. Een instinctieve reflex voorkomt een volgende valpartij in de laatste honderden meters van de achttiende etappe van de Vuelta van 1992. Slechts een handvol seconden eerder heeft Tony Rominger diezelfde bocht, tegen de stadsmuren van aankomstplaats Ávila, niet goed ingeschat. De Zwitser was net komen aansluiten bij Farfán, diens landgenoot Alberto Camargo en één van zijn grootste concurrenten in de strijd om de eindzege, Pedro Delgado.

De snelheid waarmee Rominger Ávila binnen dendert is simpelweg te hoog voor het nemen van een haakse bocht. De kopman van de Spaanse Clas-ploeg weet nog net te voorkomen dat hij de dranghekken inzeilt. Een banddikte, groter is de ruimte tussen het linkerdijbeen van Rominger en de afrastering niet bij het opdraaien van de Av. José Antonio. Juist op het moment dat de Zwitser wil aanzetten om een zoveelste tempoversnelling van Delgado te counteren voelt hij een harde klap op zijn linkerschouder. Met een snoekduik, die in de verte wat weg heeft van de manier waarop voetballer Pierre van Hooijdonk bij NAC Breda later in de jaren ’90 menig doelpunt zal vieren, komt de Zwitser in contact met de kasseien van Ávila. De armen van een overenthousiaste toeschouwer, die iets te ver naar voren leunt, waren niet meer te ontwijken. Het witte petje van Rominger en het biertje van de toeschouwer vliegen nog door de lucht als de Zwitser met een doffe klap tegen de grond smakt. Alweer. Terwijl de hersenen van Tony Rominger de gebeurtenissen van zo-even proberen op te slaan en te analyseren, bewijst de Zwitser dat de oerinstincten van een wielrenner het altijd winnen van het verstand. Tijd om de situatie te overdenken is er niet. Hij moet verder. In de handvol seconden tussen vallen en opstaan flitsen de achterliggende tweeëneenhalve week desondanks in sneltreinvaart door Romingers hoofd. Dertien dagen eerder scheelde het bijzonder weinig of een val had een rigoureus einde gemaakt aan de Vuelta van de kopman van Clas. Als een zombie uit de filmklassieker Dawn Of The Dead was Rominger door Valencia gefietst, op weg naar finishplaats Gandia. Daar gaf ronde-arts Juan Maria Irigoyen, na een uitgebreid onderzoek, wonder boven wonder groen licht om de Spaanse ronde te vervolgen.

De eerste paar dagen van de Vuelta van 1992 verlopen juist heel goed voor Tony Rominger. De al 31-jarige renner is een typische laatbloeier. Lange tijd lijkt het of de fiets voor de zoon van een Zwitserse vader en een Deense moeder niets meer is dan een handige manier om van A naar B te komen, de wekelijkse boodschappen naar huis te vervoeren of op een zonnige zondagmiddag een pleziertochtje te maken. Pas als Tony’s broertje Lars hem uitdaagt om ook te gaan wielrennen, hapt hij toe. Niet zo zeer vanwege het plezier op de fiets, maar omdat hij het maar moeilijk kan verdragen dat de zes jaar jongere Lars hem bijna iedere keer te snel af is. Tony besluit wat serieuzer te gaan trainen, krijgt de smaak te pakken en vraagt zelfs een amateurlicentie aan. Met name in tijdritten maakt de Zwitser indruk. In de Grand Prix des Nations van 1985, een race tegen de klok voor zowel amateurs als beroepsrenners, eindigt Rominger op de tiende plek. Mede door die prestatie maakt de Zwitser een paar maanden later op 24-jarige leeftijd zijn debuut in het profpeloton, in het rood-witte shirt van de bescheiden Cilo-ploeg. De overstap valt Rominger alleszins mee. Ook al speelt hij in de enige grote ronde die hij dat jaar rijdt, de Giro, geen rol van betekenis, hij eist toch maar mooi een twaalfde plaats op in één van de lange tijdritten. In de Grand Prix des Nations van 1986 staat het getal ‘5’ voor de naam ‘Rominger’, als klassering in de race tegen de klok. Als het Zwitserse fietsenmerk Cilo aan het einde van het seizoen de stekker uit de ploeg trekt, vindt de tijdritspecialist met gemak een nieuwe werkgever in het Italiaanse Chateau d’Ax. Hij wordt er ploeggenoot van Francesco Moser en een jaar later sluit nog een toekomstig ronderenner zich aan bij het team van ploegleider Gianluigi Stanga: Gianni Bugno.

Dat in Tony Rominger een winnaar van grote rondes schuil gaat, vermoedt dan nog niemand. Degene die rond 1990 zijn geld zet op eindzeges van de Zwitser in zowel de Vuelta als de Giro zit nu, ruim een kwart eeuw later, hoogstwaarschijnlijk nog altijd zijn met die voorspelling gewonnen miljoenen te tellen. In kleine rondes begint Rominger weliswaar steeds meer indruk te maken, een etappekoers van drie weken lijkt simpelweg te lang voor de renner die door zijn spitse neus, bolle wangen en grote oren al snel de bijnaam ‘De Muis’ krijgt. Mede dankzij zijn sublieme tijdritten schrijft Rominger tussen 1989 en 1992 de Tirreno-Adriatico (2x), Ronde van de Middellandse Zee, Parijs-Nice en de Ronde van Romandië op zijn naam. Dat hij ook in eendagswedstrijden met de besten mee kan én kan verslaan bewijst ‘De Muis’ in de Ronde van Lombardije van 1989. De Zwitser geeft op meer dan 100 kilometer voor de finish het complete peloton het nakijken en zet solo koers naar Milaan. Favorieten als Sean Kelly, Maurizio Fondriest, Laurent Fignon en Rolf Gölz zien Rominger pas terug als hij al op het podium met een bos bloemen staat te zwaaien.

In Vuelta, Giro en Tour kan Rominger, op een handvol ereplaatsen in tijdritten en een ritzege in Italië na, nauwelijks imponeren. Hij heeft echter een geldig excuus: hooikoorts. Zodra de eerste lentegeuren zich aan de wereld openbaren lopen de ogen van ‘De Muis’ rood aan, slippen beide neusgaten dicht en wordt de zuurstofschuld bij welke inspanning dan ook al snel te groot. Het maakt dat het oprijden van een Alto del Naranco, Stelvio of Tourmalet aanvoelt alsof Rominger een rugzak met tien kilo Zwitserse kaas moet meezeulen. Artsen proberen de renner te helpen, maar boeken weinig progressie. De meesten proberen Rominger gerust te stellen met de loze belofte dat zulk soort allergieën vaak minder hevig worden naarmate iemand meer dan dertig levensjaren op de teller heeft staan. In het voorjaar van 1992, Rominger is dan net 31 jaar oud, laat de Zwitser aan de internationale wielerpers weten dat hij zowaar verschil merkt met voorgaande jaren. ‘Speciale injecties’ gedurende de wintermaanden en een aangepast dieet, waarbij hopscheuten een voorname plaats innemen, zouden een positieve uitwerking hebben op Romingers allergieklachten. Pas jaren later zou bekend worden dat die injecties veelal afkomstig waren uit de beruchte dopingnaalden van de omstreden Italiaanse arts Michele Ferrari, wonderdokter en dus ook hooikoortsbestrijder.

Aan de vooravond van de Vuelta a España van 1992 staat Tony Rominger niet heel hoog op het lijstje favorieten. Dat wordt aangevoerd door twee oud-winnaars. Bijna de gehele wielerwereld verwacht een duel tussen Pedro Delgado, Vuelta-winnaar in 1985 en 1989, en Melchor Mauri, die tot de verrassing van velen in 1991 het amarillo had mogen aantrekken op het erepodium in Madrid. Mauri’s ONCE-ploeg had de Spaanse ronde van begin tot einde gedicteerd en bij de slotafrekening had de winnaar een slordige drie minuten voorsprong op Miguel Indurain en ONCE-ploeggenoot Marino Lejarreta. Beiden zijn een jaar later niet van de partij om hun podiumplaats te verdedigen of verbeteren. Indurain kiest na zijn eerste Tourzege in 1991 heel bewust voor de Giro als voorbereiding op de Ronde van Frankrijk. De Vuelta wordt tot 1995 immers in het voorjaar verreden, als eerste van de drie grote rondes. ‘Die lange uit Pamplona’, zoals Mart Smeets Indurain steevast omschrijft, zal beide winnen. Marino Lejarreta volgt de Vuelta in 1992 noodgedwongen vanuit een ziekenhuisbed. Een paar weken eerder heeft de Spanjaard een wervel gebroken in de ronde van zijn thuisstreek, het Baskenland. Het betekent het abrupte einde van de carrière van de renner die tien jaar eerder de Vuelta-zege cadeau kreeg na een positieve plas van landgenoot Ángel Arroyo.

‘Mauri versus Delgado’. Als de Vuelta een bokswedstrijd zou zijn, had die tekst in schreeuwende kapitalen in advertenties en op aanplakbiljetten gestaan. Oftewel ‘ONCE versus Banesto’. De twee grootste Spaanse ploegen in het peloton van 1992 proberen elkaar voortdurend de loef af te steken. Pedro Delgado is gebrand op een derde eindzege in de Ronde van Spanje. De definitieve doorbraak van land- en ploeggenoot Miguel Indurain in de Tour, zo’n tien maanden eerder, heeft ‘Perico’ gedegradeerd tot niet meer dan een luxe knecht tijdens de hoofddis van het wielerseizoen. In de rest van het jaar mag Delgado toetasten op de bijgerechten waar ‘Big Mig’ geen trek in heeft. De gewezen kopman wil niets liever dan bewijzen dat hij nog steeds tot de absolute top behoort.

In het zog van Mauri en Delgado volgt een klein peloton outsiders voor de eindzege in de 47ste Vuelta a España. Oud-winnaars als Luis Herrera (1987) en Marco Giovannetti (1990) zijn bijvoorbeeld weer van de partij, maar ook Stephen Roche, Raúl Alcalá, Fabio Parra, Laudelino Cubino en… Tony Rominger. En wat kunnen Nederlanders Steven Rooks, Gert-Jan Theunisse en Erik Breukink? Niet veel, is het antwoord op die vraag. De gewezen ‘Siamese tweeling’ zakt genadeloos door het ijs in Spanje, al valt de schade met een tiende (Rooks) en elfde (Theunisse) plaats in het eindklassement nog mee. Breukink vindt zijn naam uiteindelijk terug op een teleurstellende 27ste stek, maar kan als lichtpuntje in de Spaanse duisternis een klinkende zege in de zevende etappe, een vijftig kilometer lange tijdrit tussen Alquerías del Niño Perdido en Oropesa, overleggen. De Gelderlander rijdt Mauri op vijftig seconden, Delgado en Alcalá op ruim een minuut en collega-specialist Tony Rominger verliest bijna drie minuten. Of eigenlijk ‘slechts drie minuten’. Dat de Zwitser van start is gegaan in de tijdrit is haast een wonder. Twee dagen eerder zat Rominger nog op de fiets alsof hij meedeed aan een wielerwedstrijd voor zombies en was zijn Vuelta bijna ten einde geweest.

Ondanks dat Tony Rominger in 1992 nog geen fraai palmares in grote rondes kan overleggen, heeft de Spaanse Clas-ploeg veel vertrouwen in haar nieuwe kopman. ‘De Muis’ is aan het begin van het seizoen overgekomen van Toshiba. In eerste instantie was Rominger liever bij zijn Franse werkgever gebleven, maar als ploegleider Bernard Vallet er niet in slaagt een nieuwe sponsor te vinden, besluit Rominger het shirt van Toshiba te verruilen voor het bontgekleurde Clas-tenue. Tot grote spijt van Jan Raas. En tot enorme opluchting van diens pupillen Twan Poels en Martien Kokkelkoren. Raas heeft vergevorderde plannen om Rominger binnen te halen als kopman bij zijn Buckler-ploeg. Het daarvoor benodigde budget zou echter ten koste gaan van de contractverlenging van trouwe knechten Poels en Kokkelkoren. Als Rominger de peseta’s van Clas ten langen leste toch verleidelijker vindt dan de Hollandse florijnen die Raas hem kan bieden, krijgen de Buckler-luitenanten in allerijl toch een nieuw contract aangeboden. Ook een andere Zeeuw flirt nog even met Rominger. Cees Priem overweegt de Zwitser in te lijven als ondersteuning voor Gert-Jan Theunisse in het hooggebergte, maar vindt de eerdere prestaties van Rominger in grote rondes toch wat te min en kiest voor Robert Millar.

In aanloop naar de Vuelta zet Rominger de lijn van de voorgaande jaren voort en helpt het Spaanse zuivelbedrijf aan etappezeges in Parijs-Nice en de Ronde van het Baskenland. In die laatste pakt hij ook de eindzege. Niet gek dus dat ploegleider Juan Fernández zijn nieuwe aanwinst in de Vuelta laat starten met een rugnummer dat eindigt op het cijfer 1, het nummer van een kopman. Clas heeft Rominger niet voor niets binnen gehaald. De Spaanse ploeg ontbeert namelijk renners die kunnen meestrijden om de winst. De, op Rominger en de Colombiaan Fabio Rodríguez na, volledig Spaanse ploeg heeft met renners als Federico Echave, Iñaki Gastón en jong talent Fernando Escartín in de breedte een sterke ploeg, maar mist een winnaarstype. Niet dat Rominger dat bij uitstek is. Door een opleiding tot boekhouder en zijn van nature serieuze karakter, staat Rominger in het peloton nou niet bepaald bekend als een ‘personality’. Desondanks weet ‘De Muis’ zijn draai te vinden in Spanje. Niet alleen doordat de hooikoortsaanvallen steeds minder worden, ook de aanpak van Juan Fernández, die Rominger zijn eigen wedstrijdprogramma laat samenstellen, levert een belangrijke bijdrage. Het zijn de ideale omstandigheden in aanloop naar een grote ronde.

Tony Rominger gaat dan ook voortvarend van start in de eerste twee Vuelta-dagen van 1992. Een top 10-klassering in de door Jelle Nijdam gewonnen proloog door Jerez de la Frontera en een tweede plaats voor Clas in de ploegentijdrit rond diezelfde stad bezorgen Rominger een uitstekende uitgangspositie in het algemeen klassement. Tussen de twee races tegen de klok door heeft de Zwitser in de eerste rit in lijn bovendien wat bergpunten gesprokkeld, waardoor hij in de groene bergtrui door Spanje mag rijden. De dagen die volgen worden echter een aaneenschakeling van pechmomenten voor de 31-jarige Zwitser. In de vierde etappe, naar Albacete, geeft de ONCE-ploeg een masterclass waaierrijden. Had de gele brigade van ploegleider Manolo Saiz in de ploegentijdrit nog last van de voortdurend draaiende wind, twee dagen later weten kopman Melchor Mauri en de zijnen optimaal te profiteren van de harde zijwind. Delgado, Rominger en Parra worden op een halve minuut gereden, voor kanshebbers als Luis Herrera en Erik Breukink is de schade groter. Zij verliezen minuten en zijn op slag kansloos voor een goede eindklassering. Alleen Pello Ruiz Cabestany, drager van het amarillo, dat tot 1998 de kleur is van de leiderstrui in de Vuelta, let goed op als ONCE de boel op de kant gooit. De Spanjaard, met de Italiaanse Gatorade-ploeg winnaar van de ploegentijdrit, kent de trucs van Manolo Saiz maar al te goed. Twee jaar eerder wint Ruiz Cabestany in het shirt van ONCE de openingstijdrit in de Vuelta en mag de eerste leiderstrui aantrekken, om die een dag later alweer af te staan. Saiz vindt het te vroeg om het amarillo te verdedigen en eist bovendien dat er in dienst wordt gereden van aangewezen kopman Marino Lejarreta. Drie weken later eindigt Ruiz Cabestany als vierde in Madrid. De Bask zal nog lang volhouden dat er meer in had gezeten als Saiz vertrouwen in hem had gehad. Vier jaar eerder is Ruiz Cabestany ook al dichtbij het Vuelta-podium, en misschien wel meer dan dat, als hij op de voorlaatste dag de ploegbelangen van Seat-Orbea niet had hoeven te bewaken. De Bask moet lijdzaam toezien hoe ploeggenoot Pedro Delgado wegsluipt bij klassementsleider Robert Millar en de onoplettende Schot op minuten rijdt, om zo zijn eerste Vuelta-zege op te strijken. Ruiz Cabestany blijft achter met een vierde plaats en drie gedragen leiderstruien halverwege de ronde van 1985. Zeven jaar later zal hij het twee dagen langer volhouden in het amarillo.

De leiderstrui lijkt voor Tony Rominger in de vijfde etappe tussen Albacete en Gandia verder weg dan ooit. Na 73 kilometer koers schat de Zwitser een bocht verkeerd in. Twee andere renners ontnemen de Zwitser onbedoeld de mogelijkheid uit te wijken en de curve alsnog te voltooien. Een val is onvermijdelijk. Met een harde klap komt Rominger eerst in aanraking met een rotsmuur langs de weg en vervolgens met het asfalt. De seconden die volgen maakt de drager van de groene bergtrui niet mee. Heel even gaat het licht uit, verliest Tony Rominger het bewustzijn en is de wereld aardedonker. Niet langer dan een paar seconden. Enigszins versuft wordt de kopman van Clas overeind geholpen en op een nieuwe fiets gehesen. De adrenaline, die door de val op volle snelheid door de aderen van de Zwitser giert, maakt dat hij de dreun die zijn hoofd, rechterschouder en knie zojuist te verduren hebben gehad, nauwelijks voelt. Nog niet. Terwijl vier ploeggenoten hun uiterste best doen om hun kopman terug te brengen naar de hoofdmacht, voelt Rominger zijn lichaam met elke pedaalslag meer protesteren. Door de haast ondraaglijke pijn en de impact van de val neemt het brein van Rominger amper op wat er aan de hand is. Als een zombie fietst hij achter zijn helpers aan, zich nauwelijks realiserend waar hij is en waarmee hij bezig is. Desondanks slagen de Clas-renners er in terug te keren in het peloton. Rominger zal als 29ste over de streep komen, in dezelfde tijd als etappewinnaar Jean-Paul van Poppel. Terwijl de Nederlandse spurtbom na de finish nog even in spanning zit omdat de geklopte Djamolidine Abdoujaparov overweegt een klacht in te dienen wegens een in zijn ogen ongeoorloofde sprintmanoeuvre, wordt Rominger naar een ziekenhuis afgevoerd. Daar blijken de verwondingen opmerkelijk genoeg mee te vallen. Ondanks de pijnlijke rechterschouder is Romingers sleutelbeen niet gebroken en ook de lichte hersenschudding is voor ronde-arts Irigoyen geen reden de Zwitser naar huis te sturen. Een gevoel van opluchting verdrijft de ergste pijn als Rominger het ziekenhuis van Gandia verlaat om zich bij zijn ploeggenoten in het rennershotel te voegen. Niet alleen Rominger is die avond opgelucht. Ook Jean-Paul van Poppel ziet naderend onheil aan zich voorbij gaan als Abdoujaparov besluit zijn protest toch maar niet door te zetten.

‘Een ongeluk komt nooit alleen’, luidt het gezegde. Nog geen 24 uur na zijn val ligt Tony Rominger alweer kortstondig op het Spaanse asfalt, als slachtoffer van een volgende valpartij. Deze keer zonder gevolgen. Rominger kan zijn weg snel vervolgen. Het enige dat bij deze val een deuk oploopt is het zelfvertrouwen van ‘De Muis’. Een geknakt moraal en pijnlijke ledematen en gewrichten, met de name de rechterknie, door de val op weg naar Gandia zetten Rominger in de zevende etappe, een tijdrit van bijna vijftig kilometer, zo goed als buitenspel. Winnaar Erik Breukink is ruim drie minuten sneller dan de Zwitserse specialist en ook favorieten als Mauri, Delgado en Alcalá boeken flink wat tijdwinst op de kopman van Clas. Grootste sensatie in de race tegen de klok is de Spanjaard Jesús Montoya. De ploeggenoot van outsiders als Fabio Parra en Laudelino Cubino bij Amaya Seguros geeft slechts negen seconden toe op Breukink en mag tot ieders verrassing het amarillo aantrekken. Als de Vuelta voor Tony Rominger na zijn valpartijen niet al voorbij leek, is de Zwitser na de tijdrit definitief kansloos voor de eindzege. Tenminste, zo lijkt het.

Na die dramatisch verlopen eerste week keren Romingers kansen sneller dan de mening van een politicus ten tijde van een kabinetsformatie. In de eerste Pyreneeënrit, naar het besneeuwde Pla de Beret, kan ‘De Muis’ met de besten mee. Terwijl ploeggenoot Jon Unzaga de etappe wint, zakt Melchor Mauri genadeloos door het ijs en verliest minuten. Klassementsleider Jesús Montoya houdt wel knap stand, al is de drager van het amarillo zo diep gegaan dat hij direct na de finish knock-out gaat en door verzorgers ondersteund moet worden bij het afhalen van een nieuwe leiderstrui. Ook Unzaga staat gehavend op het podium. De Spanjaard ziet in zijn euforie en door een pluk laaghangende nevel net na de finishlijn een TVM-soigneur over het hoofd. De onfortuinlijke etappewinnaar belandt in de dranghekken en staat even later met bebloede benen op het erepodium.

Een dag later zijn de omstandigheden zo mogelijk nog erbarmelijker dan op Pla de Beret. De negende etappe van de Vuelta is met beklimmingen van Portillon, Peyresourde, Aspin en Tourmalet en finish op Luz-Ardiden bijna een kopie van een Touretappe vier jaar eerder. Uitgerekend dezelfde renner die in 1988 in de brandende zon als eerste de finish bereikte, doet datzelfde ook in de vrieskou. Laudelino Cubino worstelt zich over de amper sneeuwvrije Pyreneeën-wegen als eerste naar boven. Op de aankomstlijn op Luz-Ardiden heeft hij een luttele negentien seconden voorsprong op een ontketende Tony Rominger, die als tweede uit de dichte mist opdoemt. Alle malheur van de eerste Vuelta-week lijkt te zijn verdwenen en de Zwitser groeit in twee dagen tijd uit van totaal kansloos tot één van de drie overgebleven kanshebbers om de ronde te winnen, naast Montoya en Delgado. Met name laatstgenoemde is niet van plan zich zonder slag of stoot gewonnen te geven. In de veertiende etappe, naar Lagos de Covadonga, krijgt ‘Perico’ onbedoeld hulp uit onverwachte hoek. Clas-knecht Fabio Rodríguez voert op de zestien kilometer lange klim zijn opdracht om het tempo hoog te houden voor Rominger en Echave iets te enthousiast uit. Het duo kan hun ploeggenoot niet volgen. Buiten adem proberen ze Rodríguez tot de orde te roepen, letterlijk, maar de Colombiaan gaat stug door. Het is koren op de molen van Delgado die niet aarzelt zodra hij de moeilijke momenten van zijn concurrenten monstert. Met een korte, hevige tempoversnelling lost hij zijn naaste belagers, wint de rit en pakt een aantal kostbare tellen op Rominger en Montoya. Een dag later zijn de rollen omgedraaid en verliest Delgado juist wat.

De Vuelta van 1992 draait uit op een secondespel. Onbenullige pech of een marginaal foutje kunnen nu het verschil betekenen tussen winst en verlies. Uitgerekend degene die de meeste pech heeft gekend in de ronde staat nieuw onheil te wachten. In de achttiende etappe naar Ávila bestoken Montoya, Delgado en Rominger elkaar in de slotkilometers met demarrages. De één zet aan, de ander countert en daarna doet de derde een verwoede poging om zijn concurrenten te lossen. Onder de boog van de laatste kilometer plaatst Delgado nog maar eens een aanval en dendert de oplopende straten over. Zelden zal een bezoeker aan Ávila minder aandacht hebben gehad voor de monumentale stadsmuren en de romaanse kerken die de Spaanse stad kenmerken. Binnen de kortste keren sluit Delgado aan bij de ontsnapte Farfán en Camargo, die op hun beurt achter een kopgroep van drie, met de latere etappewinnaar Enrico Zaina, aan zitten. Als de cameraman van de Spaanse televisie even naar links zwenkt, schiet een witte gestalte op hoge snelheid het beeld in. Het is de drager van de witte leiderstrui van het combinatieklassement: Tony Rominger. Precies voor een haakse bocht naar rechts voegt hij zich bij Delgado en de twee Colombianen. De snelheid van Rominger is echter zodanig hoog dat hij de grootst mogelijk moeite moet doen om niet tegen de reclameborden van sponsor San Miguel te rijden. De bonkige kasseien in hartje Ávila maken de Zwitser het sturen niet gemakkelijker. Met moeite kan Rominger zijn fiets bedwingen, al zit er niet meer dan een banddikte tussen zijn lichaam en de borden van het Spaanse biermerk.

Net op het moment dat Rominger wil aanzetten om naar het achterwiel van Delgado te springen, voelt hij een klap. De armen van een over de reclameborden leunende toeschouwer lanceren ‘De Muis’ van zijn fiets. Met een stuntelig ogende snoekduik belandt hij met zijn gezicht op de stenen van Ávila. Alsof de val niet al erg genoeg is krijgt de ongelukkige Zwitser ook nog het stuur van de fiets van José Martín Farfán in zijn nek. De Kelme-renner kan Rominger niet ontwijken en krijgt bovendien zijn voet niet op tijd uit de toeclips om een botsing af te wenden. Onmiddellijk flitst de val van dertien dagen eerder door Romingers hoofd, al merkt hij meteen dat hij nu meer geluk heeft. Terwijl Jesús Montoya in het amarillo Rominger voorbij snelt, klimt de aangeslagen renner terug op zijn fiets om de laatste meters naar de finish af te leggen. Met bebloed gezicht bolt hij over de streep. Daar valt hij huilend in de armen van zijn vrouw Brigitte. Zij smeekt hem de ronde te verlaten. Mee naar huis. Weg van alle misère. Rominger slaat het lief bedoelde voorstel van zijn echtgenote subiet in de wind. De lichamelijke schade is meegevallen. Bovendien heeft de Zwitser geen tijd verloren. De val was immers in de laatste kilometer en dus kent de jury Rominger dezelfde tijd toe als Delgado. Hij loopt zelfs een paar seconden in op Montoya. Met een tijdrit van 38 kilometer voor de boeg is er nog veel mogelijk, zeker voor een specialist in races tegen het uurwerk.

Teleurgesteld zoent Brigitte Rominger haar man gedag, als hij zich voor de zoveelste keer deze Vuelta bij de ronde-arts gaat melden. Ook na zijn derde valpartij herstelt Rominger wonderbaarlijk snel van al het fysieke ongemak. Sterker, de volgende dag staat er geen maat op ‘De Muis’ in zijn specialiteit tegen het uurwerk. Pedro Delgado kent bepaald geen beste dag en geeft iets meer dan honderd tellen prijs op zijn belager en Montoya nog eens acht seconden extra. Met nog één bergetappe van 188 kilometer door hartje Spanje en de vlakke slotrit naar Madrid te gaan, mag Rominger het amarillo aantrekken.

De laatste bergrit gaat weliswaar naar Segovia, de thuisstad van Pedro Delgado, maar de Spanjaard ziet geen kans de Vuelta nog in zijn voordeel te buigen. De vooraf aangekondigde gezamenlijke coupe van de ploegen van Delgado en Montoya stelt niet veel meer voor dan een ritzege voor Óscar de Jesús Vargas, een helper van de in de tijdrit onttroonde klassementsleider bij Amaya Seguros. Dankzij een positieve dopingcontrole van de Colombiaanse etappewinnaar komt die overwinning uiteindelijk trouwens nog bij de nummer twee in de rituitslag terecht: Tony Rominger. Op de voorlaatste dag van de Vuelta onderstreept de Zwitser nog maar eens wel degelijk in een drie weken durende etappekoers met de besten mee te kunnen. En zelfs te kunnen winnen. In het amarillo rijdt hij op de slotdag Madrid binnen. Tony Rominger is winnaar van de Vuelta van 1992, net als in de volgende twee edities het geval zal zijn. Met vallen en opstaan, weliswaar. Op het erepodium laat het serieuze gezicht van de tot boekhouder opgeleide renner eindelijk iets van een grijns zien. Of zou het toch een grimas zijn van alle pijn door zijn drie valpartijen?

Bron: Lucy Fallon & Adrian Bell – Viva La Vuelta! 1935-2013 (Mousehold Press, 2013)

Vincent de Lijser