Ik ben eens aan een lijst begonnen van beroemde personen die ik kende. Beroemdheid definieerde ik ruim, en voor kennen gold dat ik ten minste twintig woorden met iemand gewisseld moest hebben. Het was de laagste vorm van geldingsdrang samen met de hoogste vorm van verveling en na een uur gooide ik de lijst walgend weg.

Zo schreef Tim Krabbé in 43 Wielerverhalen. Hetiskoers! gaat verder waar Krabbé ophield. Daarom nu een top vijf van wielrenners die ik persoonlijk ontmoet heb. Een walgelijk lijstje.

Op 5: Maarten Ducrot

“Ik weet niet of ik daar wel zo’n zin in heb. Weet je wel hoe vaak ik die vraag krijg?” “Een paar week geleden nog van een studiegenoot”, antwoordde ik. Als student journalistiek belde ik de co-commentator van de NOS om zijn commentaar te vragen over de Rabobank-ploeg. “Stukjes schrijven is míjn werk”, sloot Ducrot af. Na de korte conversatie besefte ik dat het inderdaad niet sterk was als de ene journalist de andere om commentaar vraagt. Ik was ook niet echt onder de indruk van Ducrot; anders dan bij Harry Mulisch twee maanden eerder, klapte ik niet dicht toen ik hem aan de lijn kreeg.

Op 4: Thorwald Veneberg

“En als je geen argumenten hebt, blijft er niets anders over dan moddergooien. En dat hebben ze dan ook uitgebreid gedaan.” Gelukkig zijn er ook mensen die wel voor commentaar beschikbaar zijn. Een conflict – ex-wielrenner Thorwald Veneberg lag in de clinch met de Rabobankploeg, die hem wilde ontslaan – wil nog wel eens helpen. “Dat ik vier jaar lang waardeloos en irritant ben geweest. En dat komt niet bepaald overeen met mijn contractverlengingen, met een flinke loonsverhoging de laaste keer.” In september 2008 kwamen Veneberg en de Rabobank er toch nog samen uit, mede dankzij mij.

Op 3: Bauke Mollema

Nog herstellend van Pfeiffer kwam de geboren Groninger nog eens langs op zijn oude school. Een aantal docenten, verenigd in de fietsclub AWBZ WW (als wij boven zijn wachten we) , had hun oud-leerling uitgenodigd voor een rit door het Ommeland. Als stagiair bij het Dagblad van het Noorden vroeg ik hem of zijn befaamde rit van thuis in Zuidhorn naar school in Groningen (door Wilfried de Jong vereeuwigd in Holland Sport), waardoor hij het wielrennen ontdekt zou hebben, niet een beetje geromantiseerd is. “Het is wel een beetje geromantiseerd. Ik las op een gegeven moment in de krant dat ik binnen een kwartier naar school reed. In werkelijkheid heb ik het op zijn snelst in 17 à 18 minuten gedaan.”

Maar binnen mijn Groningse studentenfietsclub zijn er mensen die Mollema kennen. En volgens hen zou er meer geromantiseerd zijn in Mollema’s leven. “Ha, die Pfeiffer was alleen maar een excuus voor slechte prestaties!” Het was toen februari 2010. Van die clubgenoot heb ik nooit meer iets gehoord.

Op 2: Karsten Kroon

Pantoffeldiertje. Ik ben wellicht de enige mens op deze aardkloot, die bij dat woord direct aan Karsten Kroon denkt. We speelden pictionary, en mijn zus en ik wisten het plaatje van onze oppas niet te raden.

Toen deze zoon van een collega van mijn vader een paar jaar later de Ronde van Drenthe won, vertelde ik nog trots op school dat hij vroeger mijn oppas was. Maar toen ik mijn zus vertelde dat ik dat gegeven eens voor een stukje wilde gebruiken, leek dat haar ronduit stom. Oordeel zelf.

Op 1: Addy Engels

Iemand verloor zijn bidon, en die belandde voor mijn voeten. Ik had het niet precies gezien, maar volgens mijn vader was hij van Addy Engels. En dan geloofde je dat. Ik had Engels bovendien toch zelf zien passeren in zijn rood-wit-blauw kampioenstrui en van de anderen in het groepje kende ik de naam niet, dus was de bidon van Engels.

Nog steeds heb ik de drinkbus thuis. Mijn enige echte wielerrelikwie. En al heb ik Engels nooit echt ontmoet, als ik zijn bidon oppak treed ik toch in contact met hem. Het maakt ook eigenlijk helemaal niet uit of die bidon nou echt van hem is of niet. Met alle stukken van het kruis die je her en der in de wereld kunt aanbidden, kun je ook een heel schip bouwen. Wielrennen is een katholieke sport.

Jan Schipper