herman chevroletIn de aanloop naar de Tour de France 2012 vertellen hetiskoers-bloggers over hun persoonlijke herinneringen aan de Tour. Vandaag de vijf mooiste persoonlijke Tourherinneringen van Herman Chevrolet.

1. COL DE LA FORCLAZ, DATUM ONBEKEND

Mijn allereerste Tourmoment is door de wazigheid van het verleden niet goed te construeren.

Zwitserland. Ik was bitter jong, de Tour kwam langs en ik moest met de hele familie mee. Het bleek een belangrijke gebeurtenis te zijn, iedereen was in rep en roer. Zeker, toen er mannen langskwamen op zware motoren was ik onder de indruk. Ze reden met de handen los van het stuur. Hier en daar was er eentje die op het zadel stond, de armen gestrekt. Als ik het me goed herinner reed er zelfs eentje achterstevoren. Maar dat kan onwaar zijn.

Aan de opwinding van het publiek merkte ik dat er nog iets spannends aankwam. In mijn herinnering kwam er een renner langsgereden. Hij was alleen. Een minuut later volgde er een groepje. Achterin die groep reed een man in een gele trui. Hij werd luid toegejuicht. Ik had geen idee wie die man was en wie er op kop reed, daar had ik ook geen flauw benul van.

Later heb ik namen geplakt op de renners die langskwamen. De man op kop moet Federico Bahamontes zijn geweest. De man in het geel niemand anders dan Jacques Anquetil, die daarmee mijn eerste jeugdheld werd. In het groepje reden zeer zeker ook Raymond Poulidor, Julio Jimenez, Henry Anglade en Tom Simpson.

Denk ik.

2. MOURENX, 15 JULI 1969

De Bérézina van een officiële volger vloog in brand, een helikopter moest een noodlanding maken, de volgauto van Eddy Merckx raakte oververhit en kon niet meer verder. Op de radio brak Luc Varenne in tranen uit omdat hij dacht dat Merckx zijn ondergang tegemoet reed. De realiteit werd anders: het was de dag dat het Merckxisme werd uitgevonden. Met nog enkele cols te gaan rukte de Belg zich los van het peloton. Slechts enkele druppels zweet druppelden over zijn gezicht, de haren lichtjes nat, de mond niet eens opengesperd: Merckx wekte de indruk een eenvoudige training af te werken. Die dag verdubbelde hij zijn voorsprong in het klassement: van acht minuten naar zestien. Het was een van de grootste prestaties ooit in de geschiedenis van de Tour. Dezelfde avond nog besloot de voltallige pers dat er vanaf dan niets meer te zien of te beleven zou zijn, ze waren moe geworden om elke dag hetzelfde te schrijven.

Aan Merckx vroeg men: ‘Wat denk je?’
Hij antwoordde: ‘Er valt niets meer te denken.’

3. PARIJS, 23 JULI 1989

Enkele dagen voor de start van de Tour sprak ik met Steve Bauer, over wie een kans maakte de Tour te winnen. Hij wist het wel: Greg LeMond. Dat was een opmerking die insloeg, die LeMond reed al enkele jaren geen platte prijs meer en die zou dan zomaar de Tour kunnen winnen?

Believe me.

Nu, dat deed ik dan maar. Ik trok naar een bookmaker zette vijfhonderd Belgische frank in op LeMond. Die stond 50 : 1 genoteerd. Zie je wel, niemand die geloofde in de kansen van de Amerikaan. Ik schoof het geld naar de man die me spottend aankeek. Maar ach, het was een klein bedrag: verlies zou mijn portefeuille geen pijn doen.

Bijna drie weken later zat ik te kijken naar de ongelooflijke ontknoping van de Tour. Als een metronoom reed LeMond zijn achterstand weg. Iedereen kent het resultaat.

De volgende dag trok ik naar de bookmaker. Zijn spottende glimlach was weg. Met een zuur gezicht schoof hij 25.000 Belgische frank in mijn richting, dat was toen een modaal maandinkomen.

Nooit zoveel plezier gehad aan een overwinning als die van LeMond, in 1989.

4. ANDORRA – ARCALIS, 15 JULI 1997

Voor de start had hij met Bjarne Riis afgesproken dat hij met een redelijk tempo zou rijden, het was de bedoeling om met een kleine groep weg te komen. Jan twijfelde nooit en het woord angst kende hij niet. Als men hem vroeg Riis te helpen, dan deed hij dat. Achteraf vertelde hij dat toen hij zag dat niemand hem nog kon volgen hij maar was doorgegaan.

Zweet druppelde traag over zijn wangen vol sproeten, het gezicht was bedekt door een rossig eendagsbaardje. Emoties toonde hij niet. Jan Ullrich maakte zijn entree in de wereld van de geletrui-dragers.

Iedereen dacht dat hij die Tour minstens nog vijf keer zou winnen.

5. COL DE LA COLOMBIERE, 22 juli 2009

Toen Andy Schleck aan zijn aanval begon konden alleen zijn broer, Alberto Contador en Andreas Klöden hem volgen. Achter hen vormde zich een groepje met daarin onder andere Wiggins, Armstrong en Nibali. Nog verder achter hen lag alles uiteen. Voor ploegleider Bruyneel een prima situatie, de kans bestond dat hij met drie renners uit zijn team het volledige podium kon pakken. Klöden had het zwaar, dat was duidelijk. Bruyneel riep tot drie keer toe dat Contador niet mocht aanvallen. Alberto legde de stalorders naast zich neer. Bruyneel roepen en tieren, het baatte niet: Contador blies zijn eigen team op. Om het nog erger te maken tikte hij vlak voor de finish op de schouder van Fränk Schleck. Die mocht de rit winnen. Die dag was de grootste verliezer Lance Armstrong.

Het was het definitieve einde van een tijdperk.

Herman Chevrolet