Als we binnenkomen lopen, zie ik haar vanuit mijn ooghoeken al staan. Ze flirt even met me, maar wij hebben andere dingen te doen en dus ontgaat het me. Vier uur lang zijn we druk en pas als we weer helemaal bijgepraat zijn, hebben we tijd voor andere zaken. Wanneer we teruglopen, staat ze er nog steeds. Eigenlijk wil ik naar huis, maar besluit toch heel even bij haar langs te lopen.

Ze is slank, strak en mooi opgemaakt. Heel even raak ik haar aan, maar ik weet niet wat ik tegen haar moet zeggen. Uit pure verlegenheid vlucht ik naar huis, waar ik mijn tanden poets, de wekker zet en in mijn bed kruip. Twee nachten lang lig ik onrustig in mijn bed. Ik draai, woel en droom over haar.

De derde dag wordt het me teveel en besluit ik terug te gaan in de hoop dat zij er ook zal zijn. Zodra ik binnenkom, kijk ik naar rechts en lach. Ze staat er. Op bijna dezelfde plek als twee dagen geleden, maar nog mooier dan ik me haar herinnerde. Het enige dat te horen valt, als we zwijgend naar mijn auto lopen, is een zacht getik. Terwijl we naar huis rijden, laat ik af en toe liefdevol mijn blik over haar glijden. Thuis gekomen open ik de deur en laat ik haar keurig voorgaan.

De volgende dagen zijn we onafscheidelijk en laat ik haar trots aan familie en vrienden zien. Terwijl ik vertel hoe we elkaar hebben leren kennen, streel ik met mijn hand teder over haar rug. Samen genieten we van het zachte herfstzonnetje en even vraag ik me af of we, zonder deze Indian Summer, ook zoveel tijd samen doorgebracht zouden hebben.

Blossum ziet het allemaal met lede ogen aan. Verliefde mensen zijn niet voor rede vatbaar en dus laat ze me. Tot vanavond.

‘Wat ga je doen?’ vraagt ze halverwege de trap verbaasd aan mij.

‘Ik neem haar mee naar boven’, antwoord ik alsof het de normaalste zaak van de wereld is.

Blossum schudt haar hoofd. ‘Ik vind het prima dat die fiets al drie dagen in de woonkamer staat, maar de slaapkamer? Nee, de slaapkamer gaat me echt te ver.’

Niels Roelen
Laatste berichten van Niels Roelen (alles zien)