In de trein terug uit Utrecht bevond ik me gisterenavond in een klein paradijsje voor mijn grootste hobby voor momenten waarop ik niets beters te doen weet: talen raden in de trein.

Een dubbel gelaagde puzzel was het. Tegenover me zat een weggevertje: een Nederlander, die belde met zijn vriendin die de trein net had gemist. Achter me hoorde ik Amerikanen praten over hun bagpackplannen. Geen driesterrenwerk.

De absolute breinkrakers zaten links van mij: twee mannen met een ‘Oost-Europees uiterlijk. Altijd lastig. Ik luisterde aandachtig naar de onverstaanbare klanken. Portugees? Russisch?

Ik hield het maar even op Russisch. Dat kon heel goed de goede oplossing zijn. Ik vulde het nog met potlood in, want het blijven raden geeft de geoefende taalrader natuurlijk veel meer voldoening. Achterin het puzzelboekje kijken bij de oplossingen kon altijd nog.

Vanachter mijn Tourspecial met twee gaten erin bespiedde ik de twee Russen om eventuele extra hints op te vangen. Toen zag ik het: de man bij het raam had een petje op. Niet zomaar een petje, maar een geel petje met het logo van de Tour de France erop.

De trein kwam uit de richting Maastricht, dus het kon heel goed dat zij uit Luik waren gekomen. Deze twee Russen waren vast naar Luik gegaan om hun landgenoot Denis Menchov de proloog te zien rijden. Ik stelde me voor dat de man met het petje de voorzitter van de Menchov-fanclub was.

Ik kon ze helaas niet betrappen op goede Menchov-imitaties. “He was good, no?!” Maar als fan behandel je je favoriete renner natuurlijk met respect. Dan doe je niet aan dat soort grappen.

Bij Schiphol stapten de twee Russen, compleet met blikjes bier, uit. Zouden de voorzitter en secretaris van de Menchov-fanclub diezelfde avond dan nog terugvliegen naar Moskou?

Ik voelde een kronkel in mijn theorie ontstaan en daarmee groeide mijn nieuwsgierigheid naar de oplossing van dit vijfsterrenraadsel. Ik moest het toch zeker weten.

Of hij naar de Tour was geweest was een logische vraag. Ik had dat al veel eerder kunnen vragen, maar het willen raden won toch steeds van de nieuwsgierigheid.

Op het perron vroeg ik het toch maar. Ze waren inderdaad naar Luik geweest voor de proloog. Niet voor Menchov, maar voor hun landgenoot Sylvester Szmyd.

De Poolse man met gele pet bleek een echte wielerfan. En vooral van Szmyd. “He is a good rider. He is a gregario for Liquigas”, zei hij. “Very nice guy.” De twee Polen waren zelfs met Szmyd (die op een onzichtbare  114e plek eindigde) in de  op de foto geweest. En hij had zelfs zijn krabbel ergens opgezet, vertelde hij trots. Ik stelde me zo voor dat de Pool van Liquigas graag zijn gezicht even in een plooi trok voor twee landgenoten.

Hij had zijn opbrengst van een dagje Luik graag aan me laten zien, maar boven de roltrap scheidden onze wegen al. Ze moesten een bus halen. Niet de bus naar Warschau. De fanclub van Szmyd kwam uit Aalsmeer, mijn dorp.

Dat had ik zonder vals spelen nooit goed kunnen raden.

Pieter van der Meer