Dries van Agt had eigenlijk wielrenner willen zijn. De keuze tussen de winst in de Tour de France of minister-president van Nederland was gemakkelijk voor de 81-jarige CDA’er. Premier waren meer Nederlanders.

Hij is niet de enige met zo’n vurig verlangen. Ze zijn er meer: volwassen mannen die eigenlijk in het diepste van hun hart wielrenner hadden willen zijn. Ik interviewde ooit voetbaltrainer Sef Vergoossen (op dat moment interimtrainer bij PSV), die vertelde dat het niet veel had gescheeld of hij was wielrenner geweest.

De gedachte aan het niet-geleefde leven, maakt volwassen mannen weemoedig van herkenbaarheid.

Wat is dat toch?

Peter Winnen schreef ooit in De Muur het verhaal Het verlangen een mythe te worden. In die titel schuilt de sleutel van het wielrenner willen zijn. In ons normale leventje zal het weinigen gegeven zijn tot mythische hoogte te stijgen door een prestatie. Het is moeilijk te accepteren, maar wij zijn maar gewone stervelingen.

Wielrenners daarentegen. Neem nou zo’n etappe als vandaag. Met een dergelijk Alpendecor als werkplek is het makkelijker geschiedenis te schrijven dan in de gemiddelde kantoortuin met flexplekken.

Toch is dat decor niet alles. Vorig jaar mocht ik me even wielrenner voelen op een aantal cols die vandaag werden bereden. Het was de Koninginnenrit in de Tour for Life (170 km en ruim 4000 hoogtemeters) met daarin Col de la Croix de Fer, de Col du Glandon en de Col de la Madeleine. Ik herkende maar weinig van dat prachtige decor. Niet alleen omdat waar ik klom het Tourpeloton daalde en andersom. Nee, hier was nog iets anders aan de hand. Toen ik boven kwam op de Madeleine stond daar misschien een handje vol mensen, waarvan het merendeel begeleider van een Tour for Life-team was.

Je voelt je dan wel even in een vlaag van verstandsverbijstering en uitputting oppermachtig. Maar onoverwinnelijk? Nee. Ik was geen wielrenner. Het is het verschil tussen een vol of een leeg marktplein. Een leeg plein zonder kraampjes verliest zijn belangrijkste functie, maar het plein blijft.

Als ik een Tourrenner was geweest, stonden daarboven duizenden mensen tegen de berghelling te turen in de verte naar mijn aankomst. Een man met een Borat-masker zou hijgerig met me meerennen. Ik zou roepen: ‘Tief op Borat!’ Bij de streep, waar wel hekken staan, zouden meisjes hun shirt even omhoog doen om hun buiken met mijn naam erop te laten zien. Ik zou doen alsof ik het niet zag. Mannen die me luidkeels aanmoedigden zou ik in de ogen kijken, waarin ik pure jaloezie en vervlogen dromen zou zien. Hij is wielrenner.

Zo moet dat zijn als wielrenner.

Is het dan echt allemaal zo mythisch mooi? Wel als je zo heroïsch wint zoals Pierre Roland vandaag: aanvallen, vallen, opstaan, doorrijden en winnen. De pijn voor de inspanning wordt voor hem beloond met kussen van de kissmissen. Ook voor Bradley Wiggins, die meer tijd pakte, is het de pijn meer dan waard geweest. Dat is slechts tijdelijke pijn. Maar wat als de pijn voor niks is geweest en je verlamt in je prestaties?

Ik dacht aan mannen als Bauke Mollema, Robert Gesink, Lieuwe Westra en Rob Ruijgh, les abondons, is het dan nog wel leuk om wielrenner te zijn?

Pieter van der Meer