Klinisch dood op de fiets, en toch gruwelijk snel een berg op rijden. Geen flauw idee hoe het aanvoelt. Maar ik heb het wel gezien – twee seconden lang.

In de Tour van ‘86 mochten 206 renners de boel opsmukken. Want alles draaide om Hinault en zijn dauphin. De vraag was alleen wie in Parijs mee het podium op mocht.

Urs ZimmermannDe wonderboys van La Vie Claire voerden in de etappe naar Alpe d’Huez een majestueus nummer op. Eerste achtervolger Zimmerman was de col de la Croix-de-Fer afgevlogen tegen 90 per uur, piepte onze transistor. Maar hij was geen seconde genaderd.

Wij stonden op een anoniem stuk dat de tv-samenvatting nooit zou halen. Alle 21 bochten waren al ingenomen. Had ik mooi voor niks twee uur aan dat spandoek voor Lucho Herrero zitten stiften. Op mijn 14e had ik bovendien nog geen ellebogen: ik keek uit op een mensenhaag, en zag alleen de petjes van Hinault en LeMond passeren.

‘Urs…’ klonk het vijf minuten later, vanuit een Franse rug met meer haar op dan goed voor je is. Urs snoeide de haag op het gepaste moment open.

Tenzij je een mallotige Duitser in een duivelspak bent, krijg je de helden twee seconden lang te zien.

Ik zag ogen die diep in hun kassen lagen.
Vocht uit alle denkbare openingen.
Een opengesperde bek, zonder schreeuw.
Geen Zwitserlevengevoel voor Urs.

In die twee seconden besefte ik dat ik me, voor elke renner die nog volgde, blauw zou applaudisseren. Ook voor Jefke Lieckens die wellicht in de laatste bus zat.

Zimmermann stond later nog op het podium van de Giro. Maar hij schreef geen geschiedenis meer. Wel een autobiografische roman met een knappe titel: Im Seitenwind.

Luk Catrysse
Laatste berichten van Luk Catrysse (alles zien)